8ste Flashcards

1
Q

Parafere

A

Bekrachtigen met een paraaf, ondertekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pareren

A

Weerleggen of afwenden van een aanval of kritiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Partieel

A

Gedeeltelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pathetisch

A

Overdreven emotioneel, vaak negatief bedoeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Patriot

A

Iemand die zijn vaderland liefheeft en verdedigt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Patstelling

A

Situatie waarin geen vooruitgang mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Penibel

A

Moeilijk, gevaarlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Participeren

A

Deelnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Periferie

A

Rand, buitenkant van een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Permissie

A

Toestemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Perspectief

A

Gezichtspunt, manier van kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pertinent

A

Zeer stellig, beslist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Polariseren

A

Tegenstellingen versterken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Polemiek

A

Hevige discussie, vaak via geschriften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Populistisch

A

Gericht op wat de massa wil, vaak met simplistische oplossingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Postuum

A

Na iemands overlijden

17
Q

Prangend

A

Dringend, urgent

18
Q

Precair

A

Onstabiel, onzeker

19
Q

Precedent

A

Eerder voorval dat als voorbeeld kan dienen

20
Q

Pretenderen

A

Beweren, vaak zonder bewijs

21
Q

Preventief

A

Voorkomend, ter voorkoming van iets

22
Q

Privilegiëren

A

Bevoorrechten, een voordeel geven

22
Q

Primair

A

Eerste, belangrijkste

23
Q

Proactief

A

Vooruitziend, handelend voordat problemen ontstaan

24
Q

Profileren

A

Zich presenteren, zich onderscheiden

25
Q

Proportioneel

A

In verhouding

26
Q

Protocol

A

Officiële afspraken of regels

27
Q

Provoceren

A

Uitlokken