7de (18/11) Flashcards

1
Q

Medeplichtig

A

Betrokken bij een misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Meewarig

A

Met medelevend of spottend medelijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mondain

A

Werelds, gericht op luxe en het goede leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Monopolie

A

Alleenrecht, exclusieve controle over iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Morbide

A

Ziekelijk, luguber, gericht op de dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mutatie

A

Verandering, aanpassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nefast

A

Schadelijk, met negatieve gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Negotiëren

A

Onderhandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Netelig

A

Lastig, moeilijk, delicaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nihil

A

Niets, helemaal niets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nivelleren

A

Gelijkmaken, verschillen verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Obstructie

A

Tegenwerking, belemmering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Obscuur

A

Duister, onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Occasioneel

A

Af en toe, sporadisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Offensief

A

Aanval, actie om iets te bereiken

14
Q

Onontbeerlijk

A

Onmisbaar, essentieel

15
Q

Ontoerekeningsvatbaar

A

Niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden

16
Q

Ontvankelijk

A

Bereid om iets aan te nemen, gevoelig voor

16
Q

Opportuun

A

Goed getimed, passend

17
Q

Ootmoedig

A

Nederig, bescheiden

18
Q

Opponent

A

Tegenstander, iemand met een tegengestelde mening

19
Q

Ostentatief

A

Opvallend, duidelijk met een bedoeling

19
Q

Opschorten

A

Uitstellen, tijdelijk stoppen

20
Q

Opteren (voor)

A

Kiezen voor iets

21
Q

Outsourcing

A

Uitbesteding van taken aan een externe partij

22
Q

Ovatie

A

Enthousiast applaus

23
Q

Palmares

A

Lijst van prestaties of successen