5de (28/10) Flashcards

1
Q

Gecultiveerd

A

Beschaafd, verfijnd in gedrag of smaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gedogen

A

Toestaan ondanks regels of wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gedupeerd

A

Benadeeld, slachtoffer geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Generaliseren

A

Veralgemenen, uit een enkel geval een algemene conclusie trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geprivilegieerd

A

Begaafd met voorrechten of voordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gerenommeerd

A

Bekend en gerespecteerd, met een goede naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gereputeerd

A

Bekend, met een bepaalde reputatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gestaag

A

Langzaam maar zeker, zonder onderbreking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gezapig

A

Rustig en kalm, soms saai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gratuit

A

Zonder reden of noodzaak, onnodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Grosso modo

A

In grote lijnen, ruwweg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Grof

A

Overdreven, vreemd, vaak humoristisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Habitat

A

Leefomgeving van een bepaalde diersoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Halsstarrig

A

Koppig, volhardend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hautain

A

Arrogant, neerkijkend op anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Heikel

A

Lastig, gevoelig

17
Q

Heterogeen

A

Uit verschillende soorten of elementen bestaand

18
Q

Hypocriet

A

Schijnheilig, anders voordoen dan men is

19
Q

Hypothekeren

A

Belemmeren, als onderpand gebruiken

20
Q

Ijveren

A

Sterk inspannen, ergens hard voor werken

21
Q

Immuun

A

Ongevoelig voor, niet vatbaar

22
Q

Impliceren

A

Betekenen, inhouden zonder expliciet te zeggen

23
Q

Impliciet

A

Niet uitdrukkelijk gezegd, maar wel aanwezig

24
Q

Imposant

A

Indrukwekkend, indrukwekkend groot

25
Q

Grotesk

A

Vreemd, overdreven, vaak op een humoristische manier