8 | Representatie en de constitutionalisering van het EG Verdrag (I) Flashcards
Wie was een van de rechters van het Maastricht arrest?
Dieter Grimm
Wat oordeelt Dieter Grimm in zijn artikel?
Bij de totstandkoming van het EG-Verdrag heeft er geen grondwetgevende handeling plaatsgevonden. Er is geen sprake van een moment waarop het volk bijeen is gekomen en daar heeft geoordeeld dat een constitutie moet worden opgericht. Het Verdrag waar het HvJ naar verwijt is enkel een verdrag en geen constitutie.
Wat is de vraag die in dit hoofdstuk centraal staat?
Wanneer is er sprake van een grondwetgevende handeling?
De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat is: wanneer is er sprake van een grondwetgevende handeling? Hoe gaan we tot dit antwoord komen?
- Volgens het BVerfG alleen wanneer er sprake is van een volk.
- Maar in het licht van alternatieve representatie: kan het misschien niet zo zijn dat juist de constitutie het volk creëert? Kunnen we met de kennis van alternatieve representatie de arresten van het HvJ impliceren als grondwetgevende handeling?
- Om deze vraag te kunnen beantwoorden beginnen we met het opnieuw bespreken van de arresten van het HvJ, namelijk HvJ Van Gend en Loos en HvJ Costa/ENEL
Wat werd in HvJ Van Gend en Loos besproken?
- In haar overweging oordeelde het HvJ dat het Verdrag méér was dan enkel een overeenkomst (pacta sunt servanda).
- Het verdrag betreft een autonome rechtsorde. Hierdoor worden niet enkel de lidstaten gehouden aan de verplichtingen uit het verdrag, maar óók de burgers genieten rechtstreeks van rechten en kunnen die inroepen (mits deze duidelijk en onvoorwaardelijk beschreven zijn).
In van Gend en Loos en Costa/ENEL is er sprake van cirkelredeneringen. In deze arresten zijn 2 overwegingen van het HvJ van belang. Welke 2?
- de instelling van een gemeenschappelijke markt brengt mee dat dit verdrag meer is dan een overeenkomst (welke slechts wederzijdse verplichtingen tussen lidstaten schept).
instelling gemeenschappelijke markt <-> verdrag meer dan overeenkomst - Het EEG-Verdrag heeft een eigen rechtsorde in het leven geroepen, anders dan met gewone internationale verdragen het geval is.
In het leven roepen van een eigen rechtsorde <-> verdrag meer dan overeenkomst
In beide overwegingen zegt het Hof van Justitie eigenlijk dat het Verdrag meer is dan een overeenkomst, waardoor gesteld kan worden dat het HvJ een soort grondwetgevende handeling heeft gedaan. Wat stelt Lindahl hierover?
- Hierdoor stelt Lindahl dat het HvJ ultra vires (buiten haar bevoegdheid) heeft gehandeld, aangezien het Hof onderdeel is van de Trias Politica.
- De GW zou de Trias Politica in moeten stellen, terwijl hier één van de machten (de rechterlijke macht in de vorm van het HvJ) van de Trias Politica de GW heeft gegeven.
Als we de cirkelredenering toepassen in het licht van de alternatieve visie zien we dat:
- Het HvJ toepassing geeft aan het Verdrag, met verwijzing naar artikel 12 en 177 van het EG-Verdrag: namelijk een gemeenschappelijke markt tot stand brengen.
- Vervolgens heb je het scheppende moment waarop een andere interpretatie aan het EG-Verdrag wordt toegekend.
- Met theorie van Scholten kunnen we zeggen dat juist bij de schepping van de ‘lagere norm’ tevens invulling wordt gegeven aan de term gemeenschappelijke markt.
Paradox van pouvoir constituant: Wat heeft het HvJ gedaan in de arresten Costa/ENEL en Van Gend en Loos?
- Het HvJ heeft eigenlijk een tijdmachine gepakt met haar teleologische interpretaties, omdat zij de leerstukken ‘directe werking’ en ‘voorrang van Europees recht’ aan het toenmalige oogmerk (‘instellen van een gemeenschappelijke markt’) van het Verdrag hebben toegewezen.
- In het originele Verdrag staat namelijk niets over deze leerstukken. Hierdoor heeft het HvJ gedaan aan rechtsschepping, waardoor het Verdrag door deze leerstukken tot een soort constitutie is opgeheven.
- Als echter gedacht wordt dat het HvJ de rechterlijke macht is in de Trias Politica en de Trias Politica haar macht krijgt van een grondwet heeft het HvJ met deze grondwetgevende handeling buiten haar bevoegdheid gehandeld.
o Het HvJ is dus een pouvoir constitué die als pouvoir constituant gehandeld heeft, terwijl eigenlijk eerst een pouvoir constituant (grondwetgevende macht) nodig is voordat een pouvoir constitué bestaat.
o Simpel gezegd: een grondwet is nodig voordat een Trias Politica kan ontstaan, maar hier heeft de Trias Politica gezegd dat de grondwet bestaat. Dit is de paradox van pouvoir constituant.
Hoe heeft het HvJ mede het Verdrag als grondwet geschapen?
Het Hof van Justitie heeft als rechterlijke macht een gok genomen met haar teleologische interpretatie van het Verdrag. De lidstaten hadden het ook kunnen weigeren, maar accepteerden de twee leerstukken ‘voorrang van Europees recht’ en ‘directe werking’ toch. Hierdoor heeft het Hof HvJ dus mede het Verdrag als grondwet geschapen.
Wat houdt de paradox van politieke representatie in?
In de standaardopvatting wordt gesteld dat eerst een volk ontstaat en dán pas kan een constitutie gemaakt worden die een perfecte afbeelding is van het volk. Het is echter al vastgesteld dat de standaardopvatting nooit het hele plaatje (of nooit hele afbeelding) laat zien.
Men zou namelijk ook kunnen stellen dat de grondwet ook voor een volk kan zorgen. Denk aan Van Gend en Loos. Het HvJ heeft in dat arrest de burgers van de EU een politieke dimensie gegeven. Ze kunnen nu via prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie het recht beïnvloeden. Doordat een burger nu invloed kan hebben op het recht heeft het nu ook een reflexieve houding: het is niet meer eenrichtingsverkeer vanuit Brussel naar de burger, maar de burger kan nu ook via prejudiciële vragen terug reflecteren naar Brussel. Dit is volgens professor Lindahl wat een politieke gemeenschap typeert.
Het HvJ heeft dus een volk gecreëerd met de instelling van politieke reflexiviteit (de mogelijkheid om het recht te beïnvloeden).
* Dit heeft het Hof van Justitie met behulp van het Verdrag gedaan die zij bestempeld had als grondwet.
* Eerst bestond nog geen Europees volk, want iemand moet als eerste ‘Wij, Europeanen’ zeggen. Degene die dat zegt, staat op dat moment ‘buiten’ het volk, aangezien nog geen volk bestaat en degene is dus niet bevoegd om ‘wij’ te zeggen, maar degene wordt pas achteraf bevoegd als inderdaad een volk ontstaat. Dit is de paradox van politieke representatie.
Wat is de kritiek van het BVerfG op de paradox van politieke represenatie?
De kritiek van het BVerfG is dat er geen sprake is van een volk dat zichzelf de Grondwet geeft. We hebben echter vastgesteld dat het volk mede ontstaat door het scheppingsmoment. In dit geval heeft het HvJ zichzelf namens de marktburgers een constitutie gegeven. Hoewel in feitelijke zin het HvJ daartoe niet bevoegd was kunnen we concluderen dat de lidstaten hiermee akkoord zijn gegaan. Daarmee kunnen we dus spreken van een Europees volk door het HvJ.