7 | Art. 28 EGV: De structuur van representatie geradicaliseerd Flashcards
In dit hoofdstuk wordt gekeken of andere machten naast de wetgevende macht (zoals in H6 besproken) ook kunnen doen aan rechtsschepping. Dit wordt gedaan a.d.h.v. 3 arresten van het Hof van Justitie. Welke?
HvJ Dassonville
HvJ Cassis de Dijon
HvJ Keck
Wat houdt HvJ Dassonville in?
HvJ Dassonville | wanneer is er sprake van verboden maatregel in de zin van het oude artikel 28 EG: ‘Kwantitatieve invoeringsbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen lidstaten verboden’
* Uitspraak: Het HvJEU stelde dat alle handelsregels van lidstaten die de handel, direct of indirect, feitelijk of potentieel, kunnen belemmeren, beschouwd moeten worden als een maatregel van gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen en daarom verboden zijn onder artikel 28 EG. De ratio achter dit artikel is ook wel het tot stand brengen van een interne markt in de Europese Unie. Een bedrijf zou net zo goed haar producten in lidstaat A moeten kunnen verkopen als in lidstaat B.
* Betekenis: de brede interpretatie in het Dassonville-arrest betekent dat bijna elke nationale maatregel die de handel tussen EU-lidstaten kan belemmeren, verboden is. Dit arrest creëerde een basis voor het verder uitbreiden van het vrije verkeer van goederen binnen de EU.
Wat houdt HvJ Cassis de Dijon in?
HvJ Cassis de Dijon | is de interpretatie van art 28 in Dassonville ook van toepassing op maatregelen ‘zonder onderscheid’ (die zowel nationaal als ingevoerde producten treffen?)
* Uitspraak: het HvJEU stelde dat indien een product legaal geproduceerd en in de handel gebracht is in een lidstaat, het in principe vrij verhandelbaar moet zijn in andere lidstaten. Dit is het beginsel van wederzijdse erkenning. Het Hof erkende echter dat er uitzonderingen mogelijk zijn op basis van de rule of reason, zoals maatregelen die gerechtvaardigd zijn vanwege dwingende eisen van algemeen belang (bijv. bescherming van de volksgezondheid of consumentenbescherming).
* Betekenis: Cassis de Dijon markeerde een belangrijke ontwikkeling door te stellen dat producten die voldoen aan de regels van één lidstaat, in principe vrij verhandelbaar moeten zijn in de gehele EU. Het arrest gaf echter ook criteria (de rule of reason) voor situaties waarin nationale regelgeving mogelijk toch gerechtvaardigd kan zijn.
Het Hof heeft zeer brede definities van maatregelen van gelijke werking gesteld in de arresten Dassonville en Cassis de Dijon, waardoor lidstaten eigenlijk helemaal geen eisen konden stellen aan producten. De lidstaten klaagde hierover en het hof luisterde. In het Keck-arrest ging het hof om en specificeerde haar leer met betrekking tot maatregelen van gelijke werking. Wat houdt HvJ Keck in?
HvJ Keck | Kan een verbod op wederverkoop met verlies als maatregel van gelijke werking worden gezien in de zin van art. 34 VWEU?
* Belangrijk uit arrest: het HvJ een nieuw onderscheid toekende aan art 28 EG, namelijk het onderscheid tussen ‘voorschriften betreffende voorwaarden waaraan goederen moeten voldoen’ en ‘verkoopmodaliteiten’.
* Rechtsregel: Het HvJ blijft vasthouden aan de gedachte dat ‘voorschriften betreffende voorwaarden’ waaraan goederen moeten voldoen verboden zijn onder art 28 EG. Verkoopmodaliteiten zijn daarentegen wel toegestaan. De lidstaten kregen met deze uitspraak wat ademruimte om de handel te beperken zonder dat het een schending van de vrijheid van het verkeer van goederen oplevert.
Hoe kan de theorie van Kelsen (de zuivere rechtsleer) ook wel gekwalificeerd worden?
Als een afbeeldingstheorie. Kelsen impliceert dat wanneer er sprake is van toepassing van een hogere norm, een lagere norm wordt geschapen.
Wat zegt Lindahl over de theorie van Kelsen?
- Lindahl: Kelsen heeft gelijk dat met het toepassen van een hogere norm een lagere norm wordt geschapen. Echter, we moeten volgens Lindahl ook de omgekeerde beweging volgen.
o In een beschikking wordt niet alleen de belastingwet toegepast maar wordt ook de betekenis van de belastingwet mede geschapen.
o Bij het scheppen van de GW wordt niet alleen dat wat ons samenbindt toegepast, maar wordt ook mede geschapen.
Bij wie vindt Lindahl steun over rechtsvinding?
Bij de visie van Paul Scholten: “De concrete rechtsverhouding hangt niet alleen van regels af, ook van de beslissingen en die beslissingen worden op hun beurt niet alleen door consumptie onder regels gevonden. Voor het vaststellen van het concrete recht tussen partijen is niet rechtstoepassing het juiste woord, ook niet rechtsschepping, doch het oude woord rechtsvinding. Het recht is er, doch het moet worden gevonden, in de vondst zit het nieuwe”
Wat houdt de kritiek van Lindahl op de theorie van rechtsvorming van Kelsen in?
- Kelsen en de alternatieve visie stellen dat rechtsvorming een juridische uitdrukking is van de politieke eenheid.
o De wet is daarbij de afbeelding van het volk. - Het vaststellen en nader concretiseren van het algemeen belang is politieke representatie.
- Rechtsvinding is volgens de alternatieve visie een vorm van politieke representatie.
o Bij het toepassen van een hogere norm wordt namelijk ook een lagere norm geschapen.
Wat Lindahl probeert te verdedigen is dat wanneer een hogere norm wordt toegepast de lagere norm ook invulling geeft aan deze hogere norm. -> Dit probeert hij duidelijk te maken a.d.h.v. de 3 arresten.
In eerste instantie oordeelde het HvJ dat vrijwel alle maatregelen in strijd waren met art 28 EG, namelijk een maatregel van gelijke werking. Als we dit toepassen op de theorie van Kelsen, is dat de rechter bij de arresten de hogere norm (28 EG), toepast. De lagere norm wordt immers via de uitspraak vastgesteld. Maar tegelijkertijd heeft de lagere norm ook een invulling aan de hogere norm. Het recht is daarmee een dynamisch proces: je kunt niet een wet opstellen en daarbij de toekomstige situaties vastleggen. De rechter dient de norm te concretiseren binnen een dynamische rechtsorde. We spreken daar om hier van een wederzijdse afhankelijkheid.
Wat voor onderscheid in ‘cases’ wordt gemaakt door Lindahl in de kritiek van Lindahl op de theorie van rechtsvorming van Kelsen?
In elke uitspraak van een rechter wordt een hogere norm toegepast. Echter, niet in elke uitspraak wordt de hogere norm verder geconcretiseerd, ofwel geschapen. Het moment van ‘toepassing’ kan je vaak herkennen, maar het moment van ‘schepping’ is niet altijd even duidelijk.
* Een standard case: is een standaard uitspraak van het HvJ waarin een rechtsnorm wordt toegepast.
o Volgens Kelsen’s theorie zijn dit zuivere rechtsvinding, maar andere arresten waarbij het scheppingsmoment overduidelijk aanwezig is passen daarmee niet binnen zijn theorie.
* In een Landmark case: (zoals Dassonville, Cassis de Dijon en Keck) zie je duidelijk een toepassing van een hogere echtsnorm art 28 EG, maar óók een schepping – de betekenis van wat ‘maatregel van gelijke strekking’ inhoudt!
Hoe kan de theorie van Kelsen gekoppeld worden aan de rechtsvinding adhv de 3 arresten?
- In de zuivere rechtsleer van Kelsen wordt de hogere norm geschapen door de wetgever en zijn de uitspraken van rechters of regelgeving van de uitvoerende macht slechts toepassingen van deze hogere norm.
o In de standaardopvatting is dus slechts sprake van één relatie. Echter, op basis van de ontwikkeling van de drie besproken arresten kan gesteld worden dat een uitspraak van een rechter óók een rechtscheppende dimensie heeft. De lagere norm (uitspraak van een rechter) schept dus ook mede de hogere norm (het verdragsartikel).
Hoe vat Paul Scholten rechtsvinding samen?
- De rechtsgeleerde Paul Scholten vat dit goed samen: ‘Het recht is er, doch het moet worden gevonden. In de vondst zit het nieuwe’.
o Het recht bestaat dus al. Het Verdrag bestaat dus al (art. 28 EG), maar het artikel is leeg. Het recht moet eerst nog worden gevonden. In dit geval door een rechterlijke uitspraak.
o De rechterlijke uitspraak kan echter alleen gebeuren omdat het verdragsartikel al bestaat. De rechterlijke uitspraak vindt het recht en daarin zit het nieuwe: een nieuwe betekenis van een al bestaand wetsartikel. Hierdoor schept de rechterlijke uitspraak mede het verdragsartikel. Hierdoor ontstaat dus een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie.