6 Reparatie van het erfelijk materiaal Flashcards

1
Q

welke twee soorten mutaties zijn te onderscheiden?

A
  • somatische mutaties
  • kiembaanmutaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een somatische mutatie?

A

een niet-erfelijke mutatie, alle mutaties die zich niet in de kiembaan manifesteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een kiembaanmutatie?

A

een mutatie in de kiembaancellen (deze worden uiteindelijk de geslachtscellen) = erfelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer noem je een ongeboren kind een embryo?

A

conceptie tot 3 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer noem je een ongeboren kind een foetus?

A

3 maanden tot bevalling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat gebeurt er meestal bij een mutatie?

A

niks, de mutatie leidt vaak niet tot een verandering in eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat gebeurt er bij een mutatie die een positief/negatief effect heeft

A
  • verbetering eiwitfunctie -> genetisch voordeel -> vaker doorgeven
  • ziekte individu -> verhoogde kans verdwijnen mutatie uit populatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

is genetisch materiaal stabiel qua kiembaanmutaties?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

komen kiembaan- of somatische mutaties vaker voor?

A

somatische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wanneer is het genoom kwetsbaarder voor mutagene invloeden?

A

tijdens de gentranscriptie, dan wordt het DNA blootgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn mutagene invloeden?

A
  • kunnen DNA beschadigen
  • ioniserende straling, uv-straling, chemische stoffen
    NOTE: niet alle kankerverwekkende stoffen mutageen, vb asbest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2 manieren waarop somatische mutaties tot kanker leiden?

A
  1. activering van genen die celcyclus aanzetten
  2. beschermingsprocessen tegen kanker uitzetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er bij DNA-proofreading? figuur 6.1 blz 63

A
  • DNA-polymerase detecteert de verkeerde base doordat de dubbele helix vorm is verstoord _> 3’OH-einde kan niet gebruikt worden
  • intrinsieke exonuclease verwijdert verkeerde base -> goed 3’-OH uiteinde beschikbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebeurt er bij het mismatchrepair (MMR) systeem?

A

het herkent basenparen in het dubbelstrengs DNA die niet complementair (mismatched) zijn, mismachte paren veranderen de structuur van de helix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe weet het complex bij mismatchherstel welke streng de foute kopie is?

A

het kijkt naar de gaten in het DNA die nog niet door ligase zijn gedicht. hoe het op de leidende streng werkt is onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe wordt er bij mismatchherstel het DNA hersteld?

A

DNA tussen mismatchpaar en het eerste 3’-gat (einde Okazakifragment) wordt verwijderd door de exonuclease -> DNA-polymerase vult het weer in
- figuur 6.2 blz 64

17
Q

wat zijn nucleasen?

A

enzymen die de fosfodi-esterbinding tussen een fosfaatgroep en de suikerring kunnen verbreken

18
Q

wat is het verschil tussen endo- en exonucleasen?

A
  • exo: vrije 3’OH-groep nodig. bv exonucleaseactiviteit van DNA-polymerase
  • endo: basenexcisiereparatie, geen vrij uiteinde
19
Q

wat is een depurinatie?

A

doordat moleculen tegen DNA-moleculen aanbotsen, gaat de guanine of adenine verloren

20
Q

wat is deaminatie?

A

spontaan verlies van NH3-groep

21
Q

3 externe factoren die DNA kunnen beschadigen

A

1 uv-straling
2 zuurstofradicalen
3 kankerverwekkende stoffen

22
Q

hoe wordt schade aan het DNA herstelt?

A
  • DNA-herstelnucleasen knippen kapotte base eruit
  • DNA-polymerase vervangt het met de goede base
  • ligase dicht het gat
23
Q

wat repareert de base in het DNA als het door een chemische reactie is verandert?

A
  • base excision repair = BER: 1 beschadigde base
  • nucleotide excision repair = NER, meerdere beschadigde basen, bv door uv-straling of binding mutagene stoffen
    figuur 6.3 blz 65
24
Q

is een tumor meestal het gevolg van 1 of meerdere mutaties?

A

meerdere (opeenstapeling)

25
Q

waarom is een gebied met veel herhalingen van 3lettersequenties een mutatiehotspot? zoals ACG ACG ACG

A
  1. DNA polymerase kan deze gebieden moeilijker lezen
  2. vaak veel G en C, tegenover én naast elkaar. deaminatie ongemythyleerde C = uracil, makkelijk te herkennen voor DNA-glycosylase, maar deaminatie gemythyleerde C -> T -> niet als foute base te herkennen
    figuur 6.4, blz 67
26
Q

wat is een single nucleotide polymorphism? (SNP)

A

mutatie in geslachtscel-> is eig geen mutatie, draagt bij aan variatie tussen mensen

27
Q

wanneer is een mutatie een SNP?

A

als de nucleotideverandering bij meer dan 1% van de bevolking voorkomt

28
Q
A