10 Proteïnefuncties Flashcards

1
Q

welke 3 rollen hebben eiwitten in het lichaam?

A
  1. groei en homeostase
    - structuur cel en lichaam
    - bouwstenen regeneratie en weefselopbouw
  2. controle
    - katalyseren reacties als enzym
    - boodschapper als groeifactor of hormoon
    - vervoer componenten
    - bescherming tegen invasieve pathogenen (als antilichaam of complementfactor)
  3. energiehuishouding
    - als enzymen betrokken bij omzetten energie in bruikbare eenheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

wat is een dimeer?

A

als twee moleculen een binding aangaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een homodimeer?

A

als twee dezelfde moleculen een binding aangaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een heterodimeer?

A

als twee verschillende moleculen een binding aangaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

door wat voor binding worden monomeren vaak aan elkaar gekoppeld?

A

een kop-staartbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een polymeer?

A

verbinding van 2/meer monomeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de 3 belangrijke intracellulaire filamenten?

A
  • actinefilament
  • tubulinefilament
  • intermediair filament
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar liggen actinefilamenten vooral?

A

net onder het plasmamembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat wordt bedoelt met: actinegen is een huishoudgen?

A

het actinegen wordt in elke cel tot expressie gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe wordt actine gepolymeriseerd?

A
  1. globulair actine gaat polymeriseren tot een keten -> wordt steeds aan dezelfde kant verlengd = filamenteuze actine (F-actine)
  2. kapje op het groeiende uiteinde plaatsen -> ketenvorming komt tot stilstand
  3. andere eiwitten (waaronder Arp2/3-complex) bindt aan niet-groeiende uiteinde -> wordt verbonden met midden andere actine-filamenten
  4. raamwerk F-actine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

is tubuline een huishoudgen?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke varianten van tubuline bestaan er?

A

alpha en beta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe komt tubuline voor?

A

heterodimeren van alpha en beta tubuline vormen lange ketens -> 13 vormen een holle buis = microtubulinefilamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe groeien microtubulinefilamenten?

A
  1. tubuline-eiwitten zijn gekoppeld aan GTP en twee GTP-bevattende tubuline-eiwitten hebben een hoge affiniteit voor elkaar
  2. GTP met kleine vertraging gehydrolyseerd tot GDP -> groei keten
  3. alleen groeiende uiteinde bevat GTP -> groei -> vormt cap
  4. affiniteit GDP-bindende tubulines minimaal -> bij verlies cap of stop groei valt filament uit elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat bevatten celsoorten die blootstaan aan extreme mechanische belasting (huid, darm, vagina) naast een actine- en microtubulusskelet?

A

intermediare filamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waar worden intermediare filamenten door gemaakt?

A

cytokeratines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarom heten intermediare filamenten zo?

A

zitten qua breedte (12 nm)tussen actine- (7 nm) en microtubulusfilamenten(25nm)

17
Q

wat is epidermolysis bullosa?

A

erfelijke huidziekte waarbij blaren ontstaan door ontbreken intermediare filamenten

18
Q

hoe wordt gezorgd dat reacties in een cel ordelijk en snel kunnen plaatsvinden?

A

(eiwitten als) enzymen

19
Q

hoe werkt een enzymatische reactie?

A

enzym (E) en substraat (S) vormen complex (ES) waarbij het substraat tijdens de reactie tot het product (P) een tijdelijke transitionele staat doormaakt die zeer sterk aan het enzym gebonden wordt (EP) -> hierdoor wordt energie opgewekt -> reactie gaat sneller

20
Q

binding ligand aan enzym en bijgaande conformatieveranderingen leidt tot een betere … van het … domein tov het …

A
  • positionering
  • katalytische
  • substraat
21
Q

wordt een enzym opgebruitk?

A

nee

22
Q

wat is de formule voor de reactiesnelheid?

A

v = (Vmax[S])/(Km + [S])
Vmax = maximale snelheid
[S] = concentratie substraat
Km = michaelisconstante (concentratie substraat waarop de reactie op 1/2Vmax plaatsvindt)

23
Q

wat zijn 2 fysieke mechanismes van regulatie van enzymactiviteit?

A
  1. mate van expressie
  2. beperken eiwit in bepaalde compartimenten cel
24
Q

bij positieve en negatieve feedback loops kunnen [S] en [P] op 2 manier de enzymatische activiteit beïnvloeden:

A
  1. regulering enzymexpressie
  2. activator/remmer enzymactiviteit
25
Q

wat doen posttranslationele modificaties?

A

verandering structuur enzym -> beïnvloedt affiniteit enzym met substraat

26
Q

waarom beïnvloedt concentratie van het substraat de enzymactivititeit?

A

als alle ligandplaatsen vol zijn -> maximale activiteit enzym

27
Q
  1. oxidasen / dehydrogenasen
  2. transferasen
  3. hydrolasen
  4. liasen
  5. isomerasen
  6. ligasen / synthetasen
A
  1. oxidatie/reductiereacties
  2. plaatsing van de functionele groep
  3. verbreking C-O, C-N, C-C verbinding
  4. verbreken/maken dubbele C-C, C-O, C-S, C-N verbindingen
  5. structurele of geometrische veranderingen
  6. vorming van verbinding dmv ATP-klieving
28
Q

wat is de meest voorkomende post-translational modification (PTM)?

A

fosforylering eiwitten

29
Q

welke enzymen zorgen voor de fosforylering van eiwitten?

A

kinasen

30
Q

welke 3 groepen kinasen zijn er?

A
  1. serine/threoninekinasen kinasen (80%)
  2. tyrosinekinasen
  3. lipidekinasen (fosfaatgroepen aan vetzuren)
31
Q

wat is promiscuïteit?

A

kinasen herkennen meer dan 1 substraat

32
Q

wat doen GTP’asen?

A

gebruikt hydrolyse energiehoudende trifosfaatamines voor doorgeven signalen in cel

33
Q

welk enzym zorgt voor verwijdering fosfaatgroepen?

A

fosfatase

34
Q

hoe werken GTP’asen in drie stappen?

A
  1. actief GTP’ase bevat GTP
  2. trekt andere eiwitten aan die door kinase gefosforyleerd worden
  3. signaal wordt tot dieper in cel doorgegeven
35
Q

wat doet GTPase activing proteins (GAPs)?

A

zetten intrinsieke GTPaseactiviteit van het enzym aan -> GTP wordt GDP -> GTPase nu inactief

36
Q

wat doet guanine nucleotide exchange factors?

A

vervangen GDP voor GTP (GDP wordt volledig verwijderd ten gunste van een GTP) -> GTPase weer actief

37
Q

als wat werken GTPasen?

A

moleculaire schakelaars

38
Q

wat doen adaptoreiwitten?

A

zorgen dat signalen in cel goed worden overgedragen

39
Q
A