3 Bouwstenen van het organisme

Question 1

wat zijn de vier belangrijkste elementen die voorkomen in de cel?

Answer 1

waterstof, koolstof, zuurstof en stikstof

vrijwel alle niet-transurane atomen ook in geringe mate aanwezig

niet-transurane atomen = atoomnummer t/m 92 (uranium)

Question 2

waar bestaat een cel, naast de 4 belangrijkste elementen, voornamelijk uit?

Answer 2

organische koolstofverbindingen. koolstof: heeft een half-gevulde s-orbitaal (bolvorm) met 3 half gevulde p-orbitalen (haltervorm) -> kan vier sterke covalente bindingen aangaan -> lange ketens + grote macromoleculen

Question 3

wat zijn de vier categorieën van biomoleculen naast water de meest voorkomende verbindingen in een cel?

Answer 3

suikers, vetzuren, aminozuren, nucleotiden

Question 4

wat is de structuurformule van de meest eenvoudige suikers (monosachariden)?

Answer 4

(CH2O)n, waarbij n een getal tussen 2 n 7

Question 5

voor de structuur van suikers zie samenvatting in schrift

Answer 5

voor de structuur van suikers zie samenvatting in schrift

Question 6

is een vetzuur hydrofiel of hydrofoob?

Answer 6

hydrofoob

Question 7

hoeveel CH2 modules kan een vetzuur hebben en wat zijn de meest voorkomende?

Answer 7

2-80, meest voorkomende: 12-24

Question 8

zijn CH2 ketens reactief?

Answer 8

nee

Question 9

wat zit er bij een vetzuur aan de kop van een CH2-keten?

Answer 9

een carboxylgroep: COOH, die is uiterst reactief en wordt in oplossing geïoniseerd tot COO-, dus wateroplosbaar

Question 10

met welke moleculen kan een vetzuur reageren?

Answer 10

hydroxyl (OH) en aminogroepbevattende (NH2) moleculen

Question 11

hoe is dierlijk vet opgebouwd?

Answer 11

als een triglyceride, drie vetzuurketens zijn dan gekoppelf aan een glycerolmolecuul

Question 12

wat zijn twee functies van triglyceride?

Answer 12

energiereserve (de afbraak van vetzuren levert meer energie per gewicht op dan van glucose) en isolatie, omdat het vet nauwelijks water bevat, geleidt het ook geen energie dus is het goede isolatie

Question 13

wat is de belangrijkste functie van vetzuren?

Answer 13

vetzuren zijn onderdeel van fosfolipiden.

Question 14

zie samenvatting voor nog wat dingen over vetzuren

Answer 14

zie samenvatting voor nog wat dingen over vetzuren

Question 15

wat is acylering?

Answer 15

de koppeling van vetzuren aan andere moleculen, bv. eiwitten of polysachariden, hierdoor kunnen hydrofiele macromoleculen aan het celmembraan vastgemaakt worden

Question 16

hoe heten de cellen die gespecialiseerd zijn in het opslaan van vet en wat is bijzonder aan deze cellen?

Answer 16

adipocyten, dat zijn grote cellen, 0,1 mm, en ze bevatten 1 grote vetdruppel. hij is metabool actief en kan energie opnemen of afstaan aan andere weefsels. de vetcel kan ook hongerhormonen produceren als hij leeg raakt

Question 17

waar bestaan nucleotiden uit?

Answer 17

een suikergroep (ribose of desoxyribose), een base en één tot drie fosfaatgroepen (zie blz 28)

Question 18

in welke twee groepen kunnen nucleobasen op basis van hun structuur kunnen worden ingedeeld?

Answer 18

pyrimidines, eenvoudige zeshoekige ringen met 3 stikstofgroepen: cytosine, thymidine en uracil
purines: zes- en een vijfhoekige stikstofhoudende ring: guanine en adenine

Question 19

waaraan is de nucleobase bij een nucleotide aan de suiker gekoppeld?

Answer 19

de oorspronkelijke aldehyde groep

Question 20

waaraan is bij een nucleotide de negatief geladen fosfaatgroep gekoppeld?

Answer 20

het vrije koolstofatoom van de suikerring, hieraan kunnen nog 1 of 2 Pi-groepen bevestigd worden

Question 21

wat levert bij ATP en andere trifosfaatvormen energie op?

Answer 21

het verbreken van de fosfaatbindingen

Question 22

wat is de functie van cyclysch AMP, wat een belangrijk nucleotide is?

Answer 22

het doorgeven van chemische signalen in de cel

Question 23

wat is de belangrijkste functie van nucleotiden?

Answer 23

het dragen van erfelijke eigenschappen

Question 24

waaruit bestaat DNA? waaruit bestaat RNA?

Answer 24

er ontstaat een covalente binding tussen de fosfaatgroep en het derde koolstofatoom van de volgende nucleotide er onstaan ketens: nucleïnezuren. als dit met desoxyribosenucleotiden en G, C, A, of T gebeurt, is het DNA (desoxyribonucleïnezuur)

ketens met G, C, A, U bevattende ribonucleotiden is RNA

Question 25

Noem twee verschillen tussen RNA en DNA

Answer 25

1. andere suiker
2. DNA komt vaak dubbelstrengs voor, RNA enkelstrengs

Question 26

wat zijn micellen?

Answer 26

een bolletje waarin hydrofiele kopgroepen naar buiten wijzen, terwijl intern vetzuurstaarten zitten.

Question 27

hoe onstaat een membraanpotentiaal?

Answer 27

de membraan scheidt 2 waterfasen. als er verschillen in zoutconcentraties zijn tussen deze fasen, onstaat er een elektrisch potentiaal en dit heet het membraanpotentiaal

Question 28

wat is signaaltransductie?

Answer 28

signaaltransductie is een verzamelnaam voor de moleculaire processen waarbij een extern signaal wordt doorgegeven aan het inwendige van de cel, waardoor veranderingen in de cel optreden

Question 29

hoeveel aminozuren in planten, dieren en bacteriën?

Answer 29

20

Question 30

waar zijn aminozuren de bouwstenen van?

Answer 30

eiwitten

Question 31

wat is hypoxisch

Answer 31

onder lage zuurstofspanning

Question 32

wat is een neurotransmitter?

Answer 32

een stof die elektrische zenuwsignalen chemisch doorgeeft tussen twee zenuwcellen, glutamaat, een aminozuur, is een neurotransmitter

Question 33

zie samenvatting voor de opbouw van aminozuren

Answer 33

zie samenvatting voor de opbouw van aminozuren

Question 34

hoe veel aminozuren kan de mens zelf maken en hoe heten de overige?

Answer 34

12, de overige 8 heten essentiële aminozuren