2 Evolutionaire druk vormt het leven Flashcards

1
Q

organisme

A

een levend wezen met eigen metabolisme

een bacterie of boom

niet een spiercel of arm, die zijn deel van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ecosysteem

A

alle wisselwerkingen tussen alle organismen en de abiotische omgeving binnen een zeker begrensd gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

populatie

A

een groep organismen van dezelfde soort die niet in tijd/plaats van elkaar gescheiden zijn en dus iig theoretisch met elkaar een voortplantingsgroep kunnen vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

evolutionaire druk

A

individuen met bepaalde eigenschappen die een voordeel bieden, hebben een grotere kans voort te planten en deze eigenschappen door te geven. leidt tot het behouden van gunstige eigenschappen en dat verbeteringen zich relatief snel verspreiden binnen de populatie

ook wel selectiedruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat voor eigenschappen dragen bij aan de langetermijnreactie van de soort (en het ecosysteem) op de selectiedruk?

A

alleen erfelijke eigenschappen die aan volgende generaties worden doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de kleinste afzonderlijke eenheid van het erfelijk materiaal?

A

een gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar is een gen uit opgebouwd?

A

DNA en dat is weer opgebouwd uit nucleotiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar leven bacteriën die mensen met zich meedragen van?

A

het voedsel dat mensen eten en dood menselijk restmateriaal, zoals dode cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe wordt vitamine K gemaakt?

A

bacteriën synthetiseren belangrijke verbindingen zoals vitamine K in ons lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kan de mens als metaorganisme beschouwd worden?

A

ja, er is een wederkerige interactie tussen de mens en de bacteriële flora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke twee dingen doen bacteriën in het menselijk lichaam nog meer, naast belangrijke verbindingen synthetiseren?

A
  1. bacteriën maken bv. ook voedingsstoffen vrij uit anders onverteerbare dieetbestanddelen, zoals plantenvezel
  2. bacteriën maken moleculen aan die de fysiologie van de gastheer kunnen beïnvloeden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

beschrijf de extrinsieke stollingsweg van de vitamine K-afhankelijke stollingssfactoren in 5 stappen

A
  1. alle cellen, behalve het endotheel van het oppervlak v/d bloedvaten en de bloedcellen hebben weefselfactor op hun celoppervlak
  2. weefselfactor activeert factor VII
  3. factor VIIa (actief factor VII) knipt factor X en creëert het geactiveerde factor Xa
  4. factor Xa knipt protrombine -> actieve trombine
  5. trombine knipt fibrinogeen -> fibrinedraden van het bloedstolsel

factor VIIa, Xa, trombine moet vitamine K binden om actief te zijn

hierdoor kunnen bv. mensen met een verstoorde darmflora stollingsproblemen krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat wordt naast DNA doorgegeven binnen een populatie? (twee dingen)

A
  1. gedragingen
  2. micro-organismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

selfish gene-concept

A

genen kunnen ook worden doorgegeven als ze een nadelig effect hebben op een individu, maar een voordelig effect op de soort als geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

centrale dogma biologie

A

informatie wordt van DNA naar RNA en vervolgens naar eiwitten doorgegeven, waarbij eiwitten de uitvoerende componenten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe wordt een cultureel doorgegeven eigenschap genoemd?

zoals het gebruiken van vuur

A

een meme

17
Q

waarom treedt altruïsme alleen op bij groepen met een nauw genetisch verwantschap?

A

omdat het anders tegen het in aantal toenemen van een gen t.o.v. zijn allelen (een variant van een gen) werkt

18
Q

wat is altruïsme?

A

een gedragsuiting die in eerste opzicht geen direct voordeel voor het individu oplevert. het is een afwijkende reproductiestrategie van de mens als soort in vergelijking met verwante soorten.

bv. voor de vroege mens wat altruïstisch gedrag voor iedereen van levensbelang, bv. bij het samen jagen op groot wild. daarom is altruïsme bij de mens goed ontwikkeld

19
Q

wat kan je ontdekken met isotoopanalyse?

A

bv. de aanwezigheid van organische biochemie, omdat organismen over het algemeen C-12 gebruiken en niet C-13

20
Q
A
21
Q
A