6. Leuke schoenen Flashcards
1
Q
to fit with (something)
A
passen bij
2
Q
can’t you see?
A
dat zie je toch zo?
3
Q
shopping window
A
de etalage
4
Q
stripe
A
de streep
5
Q
at the front
A
vooraan
6
Q
they do fit well
A
ze zitten wel goed
7
Q
nicer after all
A
toch leuker
8
Q
gloomy
A
somber
9
Q
book shop
A
de boekhandel
10
Q
clothes shop
A
de kledingzaak
11
Q
department store
A
het warenhuis
12
Q
chemist’s (drug store)
A
de drogisterij
13
Q
shoe shop
A
de schoenwinkel
14
Q
sports shop
A
de sport winkel
15
Q
low
A
laag
16
Q
trousers (sing.)
A
de broek
17
Q
shoe
A
de schoen
18
Q
shirt
A
het overhemd
19
Q
t-shirt
A
het t-shirt
20
Q
shorts (sing.)
A
de korte broek
21
Q
sport shoe
A
de sportschoen
22
Q
blouse
A
de blouse
23
Q
skirt
A
de rok
24
Q
dress
A
de jurk
25
sock
de sok
26
tie
de stropdas
27
sweater
de trui
28
suit
het pak
29
jacket
het jack
30
coat
de jas
31
watch (n.)
het horloge
32
earring
de oorbel
33
glasses (sing.)
de bril
34
strange, stranger, the strangest
vreemd, vreemder, het vreemst
35
sofa
de bank
36
curtain
het gordijn
37
many, more, the most
veel, meer, het meest
38
few, less, the least
weinig, minder, het minst
