5. Weet u de weg Flashcards
1
Q
turn left here
A
je gaat hier linksaf
2
Q
traffic lights
A
de stoplichten
3
Q
do you know the area?
A
ben je hier bekend?
4
Q
spot
A
de plek
5
Q
is there a car park here?
A
is er hier een parkeergarage?
6
Q
somewhere on the…
A
ergens aan de…
7
Q
exactly
A
precies
8
Q
that doesn’t matter
A
dat geeft niet
9
Q
very far
A
best ver
10
Q
to get on the bus
A
op de bus stappen
11
Q
it’s about half hour walk
A
nog wel zo’n half uur lopen
12
Q
motorway
A
de snelweg
13
Q
past (prep.)
A
voorbij
14
Q
opposite
A
tegenover
15
Q
in front of, before
A
voor