3. Waar woon je Flashcards
1
Q
two-room flat
A
de tweekamerflat
2
Q
suburb
A
de buitenwijk
3
Q
neighbourhood
A
de wijk
4
Q
house for one family
A
de eengezinswoning
5
Q
that is quite something
A
dat is niet gek
6
Q
it sounds ideal
A
het klinkt ideaal
7
Q
to sound
A
klinken
8
Q
you are coming tonight, aren’t you?
A
dus je komt vanavond, hé?
9
Q
is your house well situated?
A
ligt jouw huis mooi?
10
Q
I am quite comfortable here
A
ik zit hier heel leuk
11
Q
place of residence
A
de woonplaats
12
Q
unfortunately, our house hasn’t been sold yet
A
jammer genoeg is ons huis nog niet verkocht
13
Q
special features
A
de speciale kenmerken
14
Q
comfortable
A
comfortabel
15
Q
luxurious
A
luxe