10. Vroeger Flashcards
only (2)
nog maar, pas
before that
daarvoor
before this
hiervoor
did you like that?
beviel dat? (from bevallen)
in the country
op het platteland
enormous
enorm
I didn’t mind
dat vond ik niet erg
because of
vanwege
company
het bedrijf
offer (n.)
het aanbod
to offer
aanbieden
present job
huidige baan
a little longer
iets langer
a while ago
een tijd
just as well
evengoed
financial analyst
financieel analist
payment traffic
het betalingsverkeer
traffic
het verkeer
topic, subject
het onderwerp
to discuss
bespreken
which we have discussed
die we hebben besproken
did you understand everything?
snapte jij alles?
note (n.)
de aantekening
to take notes
aantekeningen maken
to read through
doorlezen
morning (2)
de ochtend, de morgen
afternoon
de middag
evening
de avond
night
de nacht
this morning (2)
vanochtend, vanmorgen
this afternoon
vanmiddag
this evening
vanavond
tonight
vannacht
day before yesterday
eergisteren
day after tomorrow
overmorgen
next Wednesday
aanstande woensdag
next week
volgende week
last week (2)
vorige week, verleden week
winter
de winter
spring (2)
de lente, het voorjaar
summer
de zomer
autumn (2)
de herfst, het najaar
to ice skate
schaatsen
poetry
de poëzie
one and a half
anderhalf
one and a half week
anderhalve week
to have (imperfect)
had, hadden
to be (imperfect)
was, waren
to go (imperfect)
ging, gingen
to do (imperfect)
deed, deden
to bring (imperfect)
bracht, brachten
to buy (imperfect)
kocht, kochten
to give (imperfect)
gaf, gaven
to come (imperfect)
kwam, kwamen
to sit (imperfect)
zat, zaten
to find (imperfect)
vond, vonden
to must (imperfect)
moest, moesten
to can (imperfect)
kon, konden
to want (imperfect)
wilde, wilden
to be allowed to (imperfect)
mocht, mochten
to get (imperfect)
kreeg, kregen
to eat (imperfect)
at, aten
I was in a good school
ik zat op een leuke school
Jolanda took calligraphy course
Jolanda deed een cursus kalligrafie
designer (male)
de ontwerper
designer (female)
de ontwerpster
to earn money
geld verdienen
the garden that we had, was enormous
de tuin die we hadden, was enorm
the apartment that I had, was very small
het appartement dat ik had, was erg klein
tree
de boom
clock
de klok
tiny
miniscuul
she gave birth to a daughter
zij is van een dochter bevallen
how do you like school?
hoe bevalt het op school?