4: de tijd van steden en staten Flashcards

1
Q

compagnie

A

bedrijf waarin mensen geld gestoken hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

giro

A

betalingssysteem waarbij geld via een bank wordt overgemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hanze

A

organisatie van samenwerkende handelaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tijd van steden en staten

A

vierde tijdvak; 1000, 1500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tol

A

belasting voor het gebruik van een weg, rivier of brug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

urbanisatie

A

verstedelijking; het ontstaan en de groei van steden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wisselbrief

A

brief waarmee handelaren konden betalen aan andere handelaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

baljuw

A

door vorst aangestelde rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

burgemeester

A

hoogste bestuurder van een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

burgerij

A

de gezamenlijke burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gilde

A

beroepsvereniging in een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

huursoldaat

A

iemand die zich verhuurt als soldaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

raadhuis

A

gebouw van het stadsbestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schepen

A

bestuurder en rechter in een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

schout

A

door vorst aangestelde rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

schutterij

A

gewapende burgerwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

stadsrecht

A

privilege van een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

vroedschap

A

vergadering van aanzienlijke burgers die het stadsbestuur adviseerde en controleerde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

centralisatie

A

als een land steeds meer vanuit een plek wordt bestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gewest

A

provincie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

derde stand

A

burgerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

keurvorsten

A

duitse hoge edelen en bisschoppen die de koning kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

nederlanden

A

lage landen; gewesten in nederland, belgie en luxemburg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

parlement

A
  • oorspronkelijke: vergadering van de drie standen in engeland
  • nu: volksvertegenwoordiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

soevereiniteit

A

hoogste macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

staatsvorming

A

als een land steeds meer als eenheid wordt bestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

standenmaatschappij

A

maatschappij waarin de bevolking is verdeeld in standen met eigen rechten en plichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

staten-generaal

A
  • oorspronkelijk: vergadering van de standen
  • nu: volksvertegenwoordiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

ban

A

excommunicatie, kerkelijke straf waarbij iemand uit de kerk wordt gezet

30
Q

concilie

A

vergadering van bisschoppen en de paus

31
Q

inquisitie

A

kerkelijke rechtbank

32
Q

investituur

A

plechtige benoeming

33
Q

kardinaal

A

geestelijke met stemrecht bij de pausverkiezing

34
Q

ketter

A

christen met een afwijkend geloof

35
Q

leek

A

niet-geestelijke

36
Q

primaat

A

oppergezag

37
Q

aflaat

A

kwijtschelding van straf

38
Q

ideologie

A

geheel van ideeen over de samenleving

39
Q

kruistocht

A

gewapende tocht van christenen om land op niet-christenen te veroveren

40
Q

propaganda

A

verspreiding van ideeen

41
Q

reconquista

A

christelijke herovering van het iberisch schiereiland

42
Q

sinds wanneer kwamen steden in europa weer op

A

de 11de eeuw

43
Q

door welke oorzaken ontstonden deze steden?

A

-een eind aan invasies van vikingen
-handelaren vestigden zich
-overschotten van boeren
-vraag en aanbod tussen boeren en ambachtslieden zorgde voor markten
-mensen konden ontsnappen van hun heer
-bevolkingsgroei

44
Q

leg vlaanderse lakeneconomie uit

A

het belangrijkste europese nijverheidsproduct voor lange afstandshandel. ze importeerden wol uit engeland, en dit veranderen tot laken creeërde veel banen (ververs, spinners, wevers)

45
Q

hoezo werden waterwegen belangrijk voor handel

A

oude romeinse wegen waren slecht onderhouden en er was geen centrale overheid die nieuwe wegen liet bouwen

46
Q

waardoor ontstonden hanzen

A

steden, edelen en vorsten hieven bij bruggen en havens een tol. om voor algemeen belang op te komen richtten kooplieden verenigingen op; ze huurden soldaten en maakten afspraken met vorsten

47
Q

waardoor kwamen er wisselbrieven

A

handelaren hoefden zo niet te reizen met kisten vol munten

48
Q

hoe en waarom beschermden steden zich

A

met muren, wachttorens, poorten en ophaalbruggen werden steden beschermd tegen rovers, plunderaars en agressieve edel

49
Q

wanneer kon je burgerrecht kopen?

A

wanneer je een jaar en een dag in de stad woonde

50
Q

hoe waren koningen afhankelijk van steden

A

steden vochten vaak mee in oorlogen; ze namen huursoldaten in dienst. dit deden ze vaak samen met andere steden of bevriende edelen

51
Q

wie had geen recht op burgerij

A

vrouwen, arbeiders, los werkvolk, bedelaars, geestelijken, joden

52
Q

watvoor taken had het stadsbestuur

A

legde belastingen op, openbare bouwwerkten maken, gevangenissen, stadsscholen en zorg voor wezen en geesteszieken (ziekenhuizen en armenzorg was voor de kerk)

53
Q

wat deed de gilde

A

regelde de beroepsopleiding, lette op de kwaliteit van producten en stelde prijzen vast. ze zorgden ook voor leden die bejaard, ziek, werkloos of invalide waren

54
Q

gevolgen van toenemende macht van steden op de horigheid

A

horigheid nam af omdat de macht van lagere adel afnam; steden konden herendiensten afschaffen door burgerij
hierdoor schaften edelen herendiensten af en vroegen in plaats daarvan geld

55
Q

waarom was er de honderjarige oorlog

A

tussen engeland en frankrijk; engeland had grote leengebieden in frankrijk die de franse koning terugwou

56
Q

hoe kreeg de franse koning zoveel macht

A

-hij veroverde veel hertogdommen
-had een centrale rechtbank
-hief door het hele rijk belasting
-hulp van duizenden ambtenaren en beroepsmilitairen
-opkomst geldeconomie
-hoger opgeleide ambtenaren etc.
-sterkere wapens

57
Q

waardoor kwam de derde stand op

A

de drie standen zijn; adel, geestelijkheid en nu ook burgerij. dit kwam door de opkomst van steden

58
Q

waardoor kon de franse koning zoveel (centrale, permanente) belastingen heffen

A

er was tijdens de honderdjarige oorlog een sterk nationaal gevoel ontstaan, en de staten-generaal liet zich overtuigen dat de koning geld nodig had om het land te redden

59
Q

waarom kwam er geen goede centralisatie in het duitse rijk

A

-koningen lieten zich tot kiezer kronen in rome en waren vaak weg om in italie oorlog te voeren
-koningschap was niet erfelijk

60
Q

hoe ging de centralisatie in engeland

A

vrij snel; normandische hertog willem de veroveraar gaf grote delen in leen, maar hield ze goed onder controle. door het hele rijk werden belasting geind en was er rechtspraak. in 1215 moest de koning de magna carta ondertekenen die het parlement creeërden

61
Q

hoe ging de centralisatie in nederland

A

filips de goede werd vorst van de nederlanden in 1430; hij was in alle gewesten apart graaf of hertog en stelde een centraal bestuur in met afspraken over belastingen. dit duurde niet land omdat filips en zijn opvolger stierven in 1477

62
Q

hoe kwamen de nederlanden onder habsburgse dynastie

A

filips de goede en zijn opvolger werden vermoord; de franse koning lijfde bourgondie in, en filips kleindochter trouwde maximiliaan van habsburg

63
Q

waarom werd er zo gevochten over wie bisschoppen kon benoemen

A

volgens tweezwaardenleer moesten geestelijke en wereldlijke macht apart staan. dit was echter niet zo omdat leken en keizers veel invloed hadden op de benoeming van bisschoppen.
bisschoppen bestuurden grote delen van het duitse rijk, en waren betrouwbaarder dan hoge edelen

64
Q

waarom waren bisschoppen meer betrouwbaar door de keizer dan hoge edelen

A

omdat bisschoppen werden benoemd door de koning en ze hadden ook geen kinderen (de positie was niet erfelijk)

65
Q

waarom veranderden de regels voor de pausverkiezing

A

door grote lekeninvloed leefden veel bisschoppen niet meer op een geestelijke manier (interesse in geld, seks, macht)
hierdoor kwam een hervorming van de kerk, en werd de paus voortaan gekozen door de belangrijkste bisschoppen (kardinalen)

66
Q

investituurstrijd

A

brak uit omdat paus gregorius VII zich als hoogste macht stelde; hij kon keizers en bisschoppen benoemen en afzetten

67
Q

hoe was de relatie tussen de franse koning en de paus

A

goed; de koning kon de steun goed gebruiken in de strijd tegen zijn leenheren. koning lodewijk IX was een vrome dienaar van de kerk

68
Q

waarom was er conflict tussen filips de schone en bonifatius VIII

A

filips de schone was de nieuwe koning van frankrijk en bonifatius de paus. bonifatius wou compltete macht over het rijk, en ook de koningen. filips stelde dat de kerk zich niet met de politiek moest bemoeien
ook vond filips dat de kerk belasting moest betalen. het conflict eindige met bonifatius dood

69
Q

waardoor begonnen de kruistochten

A

paus urbanus II riep alle rooms-katholieken uit om het onderlinge geweld te staken.
ze begonnen met gewapende tochten naar jeruzalem, waar christenen werden gemarteld door moslims

70
Q

hoe kunnen de kruistochten worden verklaard?

A

de meeste kruisvaarder geloofden in de heilige oorlog, en door pauselijke propaganda werd de islam als valse godsdienst gezien en geweld als een redding van hun ziel

71
Q

politieke oorzaak voor kruistochten

A

de paus gebruikte de kruistochten als een middel om zich in de strijd met de duitse keizer als leider van de christelijke wereld te presenteren. ook wou de byzantijnse keizer hulp tegen de expansie van de turken

72
Q

economische oorzaken voor kruistochten

A

-boeren wouden meer landbouw grond
-algemene expansie van christelijk europa
-italie bracht kruisvaarder over voor handelsprivileges
-stichting nieuwe handelsposten