2B1 week 5 HC 6 Lymfoproliferatieve aandoeningen Flashcards

1
Q

Wat zijn lymfoproliferatieve ziekten?

A

Lymfocytose of lymfadenopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voorbeelden van reactieve lymfoproliferatieve ziekten?

A
  • Pfeiffer
  • Sjörgen
  • Post transplantatie lymfoproliferatieve ziekte
  • PID
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn voorbeelden van maligne lymfoproliferatieve ziekten?

A
  • Non hodgekin lymfoom
  • CLL
  • Hodgekin lymfoom
  • ALL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk onderzoek doe je bij lymfoproliferatieve ziekten?

A
  • Weefsels/Cellen: morfologie, immunofenotypering
  • DNA afwijkingen: moleculaire diagnostiek, cytogenetica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar kijk je naar bij morfologie?

A

Grootte, uiterlijk, hoeveelheid, vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt immunofenotypering?

A

Flowcytometrie
- Opbouw membraan
- Gelabeld antistof bindt aan epitoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke analyse doe je bij verdenking op een maligne ziekte?

A

IgK/IgL analyse (normaal 0.8-2.5)
- Bij lymfoom monotypisch beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke atypische markers vindt je bij Burkitt lymfoom en CLL?

A

Burkitt: CD10
CLL: CD5 en CD23

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke B cel markers zijn er?

A
  • CD10: voorloper B cel
  • CD19: pan B cel
  • CD20: rijpe B cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke myeloide markers zijn er?

A
  • CD13 en CD33: pan-myeloïd
  • CD14: monocytair
  • CD15: granulocytair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke T cel markers zijn er?

A
  • CD1: thymocytair
  • CD2: pan-T-cel
  • CD3: rijpe T-cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de markers van stamcellen en NK cellen?

A
  • CD34: stamcel
  • CD56: NK cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke moleculaire diagnostieken zijn er en waarvoor?

A
  • Klonaliteitsanalyse (diagnose)
  • Translocatie/mutatie analyse (classificatie)
  • MRD analyse (monitoring)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt de klonaliteitsanalyse?

A
  • PCR bij gekoppelde fragmenten Ig / TR herschikking producten (dus alleen bij lymfocyten)
  • Fragment analyse: lengte PCR (monoklonaal of polyklonaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is MRD?

A

Measurable residual disease
- Cel herkennen met flowcytometrie
- DNA herkennen met moleculaire analyse (ASO-PCR of Ig-NGS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer gebruik je klonaliteitsanalyse?

A
  • Onderscheid reactief vs maligne (Ig negatief, T-cel, onderscheid NK cel)
  • Bij immuungecompromitteerden
  • Klonale verwantschap (op zelfde moment of later in de tijd)
17
Q

Wanneer is er sprake van lymfadenopathie?

A

Lymfeklierzwelling > 1,0 cm

18
Q

Wat kunnen oorzaken zijn voor lymfadenopathie?

A
  • Benigne: infectieus, immunologisch, endocrien, stapelingsziekte
  • Maligne: metastase of primair hematologisch
19
Q

Welke verwekkers zijn er voor faryngitis?

A
  • Rhinovirus: verkoudheid en keel/long ontsteking
  • Groep A of G streptokokken: exsudaat en ziek
  • C.diphteriae: witte membranen
  • EBV: keelpijn en gegeneraliseerd lymfadenopathie
  • HIV
  • N.gonorrhoea
20
Q

Hoe onderscheid je CMV van EBV?

A

CMV heeft geen keelpijn tijdens de acute fase

21
Q

Welke bloedonderzoeken doe je bij lymfadenopathie?

A

CRP, hemoglobine, leukocyten (differentiatie), trombocyten en leverenzymen

22
Q

Welke uitslag wijst op een virale verwekkers?

A

Hoog aantal (atypische) lymfocyten

23
Q

Hoe maak je onderscheid tussen de verschillende virale verwekkers?

A

Serologie

24
Q

Hoe verloopt een EBV infectie?

A
  • In mondslijmvlies worden epitheliale cellen en B-lymfocyten geinfecteerd
  • Stimulatie van deling en proliferatie
  • T cel respons tegen delende B lymfoblasten in circulatie
25
Q

Wat is de behandeling van acute EBV?

A
  • Geen therapie (spontaan herstel binnen 2-3 weken)
  • Bij verminderde T-cel immuniteit: rituximab
26
Q

Wat zijn kenmerken van kattenkrabziekte?

A
  • Solitaire inflammatoire lymfadenopathie
  • Bartonella DNA
  • Soms pus
  • Geen behandeling