2B1 week 5 HC 1 & 4 HIV Flashcards

1
Q

Hoe is de medicatie voor HIV veranderd door de jaren heen?

A
  • 1985: Azidothymidine
  • 1996: HAART, 10 pillen
  • 1998-2006: 5 tot 1 pil
  • 2021: injectables
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verschilt de levensverwachting van een HIV patiënt?

A

Met behandeling is er geen verschil, behalve minder gezonde jaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent u=u?

A

Ondetecteerbaar = onbesmettelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar komt HIV het meest voor?

A

Zuid Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke leeftijdsgroep komt HIV het meest voor?

A

50-59

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het nut van testen op HIV?

A

Anderen beschermen, vroege behandeling, geen transmissie naar kinderen, betere gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt HIV verspreid?

A

Seksueel contact, IV drugsgebruik, verticaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe veroorzaakt HIV ziekte?

A
  • Opname door DC
  • Via lymfeklier naar bloedbaan
  • Infectie CD4+ T cellen via TcR en CCR5 of CXCR4 coreceptor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke stappen bestaat HIV infectie?

A
  • Penetratie (coreceptor)
  • Uncoating
  • Reverse transcriptie (nucleosiden)
  • Intergratie
  • Transcriptie
  • Translatie
  • Assembly en release (proteases)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van de acute fase van HIV?

A

2-4 weken
- Koorts, vermoeidheid, uitslag, hoofdpijn, lymfadenopathie
- Piek viremie, zeer besmettelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke fasen komen er na de acute fase van HIV?

A
  • Latent (8-10 jaar): afname immuunrespons en CD4 cellen
  • AIDS (2-3 jaar): opportunistische infecties en neoplasmas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke infecties kunnen voorkomen door een HIV infectie?

A
  • 400: herpes zoster
  • 350: tuberculose
  • 300: orale candidiase
  • 200: PJP
  • 100: Toxoplasmose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke infectie preventie wordt gebruikt bij een HIV patiënt?

A
  • CD4 > 200: geen profylaxe, influenza vaccinatie, hepatitis A/B vaccinatie, pneumococcen vaccinatie
  • CD4 < 200: PJP profylaxe (co-trimoxazol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe lang moet je HIV behandelen en waarom?

A

Levenslang, door latente CD4 cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer behandel je HIV?

A

Zo vroeg mogelijk
- CD4 < 350

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke manier kan verticale transmissie plaatsvinden?

A
  • Intra uterine (<5%)
  • Tijdens bevalling (50-80%)
  • Borstvoeding (15-20%)
17
Q

Hoe verloopt HIV bij kinderen?

A
  • 15-25% immuunsuppressie < 2 jaar
  • 60-70% AIDS < 6 jaar
  • Zonder medicatie bijna altijd overlijden rond puberteit
18
Q

Wat houdt de 90, 90, 90% regel in?

A

Wat nodig is om HIV uit te roeien
- Bewustzijn
- Therapie
- Suppressie

19
Q

Waar moet je op letten bij HIV monitoring bij kinderen?

A
  • CD4 normaalwaarden zijn leeftijdsafhankelijk (hoger bij jonge kinderen)
  • Hogere virale load