2.5-2.6 Flashcards

1
Q

opgeven, verlaten

A

abandonner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

begleiden

A

accompagner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een activiteit

A

une activité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dichterbij komen

A

s’approcher de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een boom

A

un arbre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stoppen, ophouden met

A

cesser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een maatschappij, gezelschap

A

une compagnie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een beker

A

une coupe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zich snijden

A

se couper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een dame

A

une dame

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tweede

A

deuxième

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een toegang

A

un entrée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een schouder

A

une épaule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een zomer

A

un été

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

makkelijk

A

facile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

erg, ernstig

A

grave

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

acht

A

huit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

niet weten, negeren

A

ignorer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

opleggen

A

imposer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gerechtvaardigd zijn

A

s’imposer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

binnen-binnenlands

A

intérieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een taal, long

A

une langue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een wedstrijd, match

A

un match

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

behouden, onderhouden

A

maintenir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
zich handhaven
se maintenir
25
een woensdag
un mercredi
26
een inzet
une mise
27
een schaduw
un ombre
28
een pagina, bladzijde
une page
29
zich plaatsen
se placer
29
een doorgang
un passage
30
plaatsen
placer
31
een job
un poste
32
een aanwezigheid
une présence
33
een gevangenis
une prison
34
terugbrengen
ramener
35
zich weer aansluiten bij
rejoindre
36
een ontmoeting, samenkomst, wedstrijd
une recontre
37
vertegenwoordigen
représenter
38
wakker maken
réveiller
39
wakker worden
se réveiller
40
dromen (van)
rêver
41
een risico
une risque
42
wagen,risico lopen
risquer
43
een seconde
une seconde
44
een teken
un signe
45
ontdekken
signer
46
een glimlach
un sourire
47
een schilderij
un tableau
48
uitstrekken, aanreiken
tendre
49
een stuk land, terein
un terrain
50
vroeg
tôt
51
oversteken, doormaken
traverser
52
een bezoek
une visite
53
een auteur
un auteur
54
een autoriteit
une autorité
55
een mening, advies
un avis
56
april
avril
57
een kaderlid
un/une cadre
58
een kader
un cadre
59
het platteland, de campagne
la campagne
60
liefste, lieveling
chéri
61
een bioscoop
un cinéma
62
een klant
un client
63
wat betreft
en ce que concerne
64
beschouwen, overwegen
considérer
65
bang zijn voor
craindre
66
december
décembre
67
de laatste
le dernier
68
ontsnappen aan
échapper à
69
ontsnappen
s'échapper de
70
een onderzoek, enquête
une enquête
71
volledig
entier
72
een lijfwacht
un/une garde
73
het toezicht, de wacht
la garde
74
onmogenlijk
impossible
75
een indruk
une impression
76
uitnodigen
inviter
77
een tuin
un jardin
78
een vrijheid
une liberté
79
trouwen
se marier
80
het beste
le mieux
81
een missie
une mission
82
november
novembre
83
excuseer
pardon
84
zo'n, vergelijkbaar
pareil
85
bereiken
parvenir à
86
een huid
une peau
87
een volk
un peuple
88
een steen
une pierre
89
aanwezig
présent
90
de pers
la presse
91
voornaamste
principal
92
een publiek
un public
93
een radio
un radio
94
een antwoord
une réponse
95
onthouden, tegenhouden
retenir
96
zich inhouden
se retenir
97
een borst
un sein
98
een gevoel
un sentiment
99
gewoon, eenvoudigweg
simplement
100
lijden aan
souffrir de
101
glimlachen
sourire
102
zwijgen
se taire
103
een telefoon
un téléphone
104
een tekst
un texte
105
een theater
un théâtre
106
levend, levendig
vivant