220329 Flashcards
1
Q
Were you able to do much?
A
Heb je veel kunnen doen?
2
Q
to consider (conj.)
A
overwegen
overwoog - overwogen
3
Q
request
A
het verzoek
4
Q
to compensate, recompense
A
vergoeden
5
Q
in the end, eventually
A
uiteindelijk
6
Q
Otherwise I would have done too much
A
Anders zou ik te veel hebben gedaan
7
Q
rather, somewhat
A
nogal
8
Q
fairly, relatively, somewhat
A
tamelijk
9
Q
surface
A
de oppervlakte
10
Q
I’m not used to it
A
Ik ben het niet gewend
11
Q
to enjoy (conj.)
A
genieten
genoot - genoten