220317 Flashcards
1
Q
geld overmaken
A
v. to transfer money
2
Q
de wisselkoers
A
exchange rate
3
Q
kennelijk
A
evident, obvious
4
Q
The document should be ready in 2 weeks
A
Het document zou over 2 weken klaar zijn moeten
5
Q
I sent the invoice
A
ik heb de faktuur gestuurd
6
Q
You figure it out.
A
Zoek het maar uit.
7
Q
bot
A
rude, crass
8
Q
uitgeven
A
v. to spend
9
Q
onderbreken
A
v. to interrupt
10
Q
de vergoeding
A
compensation, reimbursement
11
Q
de limiet
A
the limit
12
Q
berekenen
A
v. to calculate
13
Q
aftrekbaar
A
deductible
14
Q
voorkomen
A
to prevent
15
Q
experience
A
de ervaring