2 - Metabole botziekten Flashcards

1
Q

Welke 4 functies heeft het skelet?

A
  1. Mechanische functie
  2. Beschermende functie
  3. Metabole functie
  4. Hormoonproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel procent van het lichaamsgewicht is het skelet?

A

15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 4 functies heeft calcium?

A
  • Prikkelgeleiding
  • Spiercontractie
  • Immuunrespons
  • Bloedstolling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 3 functies heeft fosfaat?

A
  • Energievoorziening
  • DNA/RNA
  • Enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door welke 4 stofjes wordt de calcium fosfaat huishouding gereguleerd?

A
  • Vitamine D
  • PTH
  • Calcitonine
  • FGF23
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doen vitamine D, PTH, calcitonine en FGF23 met het calcium en fosfaat gehalte?

A
  • Vitamine D -> verhoogt Ca, verhoogt fosfaat
  • PTH -> verhoogt Ca, verlaagt fosfaat
  • Calcitonine -> verlaagt Ca
  • FGF23 -> verlaagt fosfaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe leidt een vitamine D deficiëntie tot een lagere botmineralisatie?

A

Wanneer de vitamine D te laag wordt, vindt er minder clacium en fosfaat absorptie plaats vanuit de darm. Hierdoor gaat het PTH omhoog en wordt er meer calcium geresorbeerd en fosfaat uitgescheiden. Het calcium en fosfaatgehalte in het bloed daalt, waardoor er verminderde botmineralisatie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor ontstaat een rachitis?

A

Door een absoluut of relatief tekort aan vitamine D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke oorzaken kan een vitamine D deficiëntie hebben?

A
  • Malabsorptie
  • Tekort in voeding
  • Onvoldoende blootstelling aan zonlicht
  • Onvoldoende 25-hydroxylering (bij leverziekten)
  • Onvoldoende 1-alfa-hydroxylaseactiviteit (bij nierziekten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke medicatie kan zorgen voor een versnelde afbraak van vitamine D?

A

Anti-epileptica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een kenmerkende klinische manifestatie bij rachitis bij kinderen?

A

O-benen en gebitsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kunnen pseudofracturen ontstaan?

A

Door een klein scheurtje in het bot, die leiden tot looser zones.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke medicatie kun je geven bij osteomalacie t.g.v. een lever- of nierprobleem?

A

Calcitrol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaat een X-gebonden hypofosfatemie?

A

Door een mutatie in het PHEX-gen, waardoor er een verhoogde urinesecretie is van fosfaat o.b.v. de verhoogde FGF-23 spiegels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is kenmerkend voor een X-gebonden hypofosfatemie?

A
  • Kleine lengte
  • Verkromming van de benen
  • Bot- en spierpijn
  • Tandproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke medicatie kan worden gegeven tegen een X-gebonden hypofosfatemie?

A

Burosumab

17
Q

Met welke bloedwaarden presenteert een hyperparathyreoïdie zich?

A

Een ligt verhoogd calciumgehalte met wisselende fosfaatspiegels (bij een primaire vaak verlaagd).

18
Q

Met welke klinische symptomen presenteert een hyperparathyreoïdie zich?

A
  • Buikpijn
  • Spierzwakte
  • Psychische veranderingen
  • Poly-urie
  • Nierstenen
19
Q

Welke botafwijkingen zijn zichtbaar bij een hyperparathyreoïdie?

A
  • Botcysten door toename osteoclasten
  • Zout-peper effect van de schedel door gaten gecreëerd door osteoclasten
20
Q

Welke tumoren kunnen ontstaan bij een hyperparathyreoïdie? En waar lijken ze op?

A

Er kunnen bruine tumoren ontstaan. Ze lijken histologisch op een reusceltumor.

21
Q

Wat is de behandeling van een hypoparathyreoïdie?

A

Chirurgisch en bij een niet-operabele patiënt cinacalcet (verhoogd gevoeligheid van calciumreceptor, waardoor PTH verlaagt). Verder kan er diuretica worden gegeven (meer calcium uitplassen).

22
Q

Wat zijn risicofactoren voor osteoporose?

A
  • Leeftijd
  • Geslacht (vaker bij vrouwen na de menopauze)
  • Prevalente fractuur
  • Positieve familieanamnese
  • Gewicht/lengte
  • Corticosteroïdgebruik
  • Immobiliteit
23
Q

Wat is de behandeling van osteoporose?

A
  • Er moet worden voldaan aan de calcium en vitamine D behoefte
  • Beweegadviezen
  • Stoppen met roken
  • Gevarieerde voeding
24
Q

Wat is er aan de hand bij M. Paget?

A

Er is een verhoogde botombouw in 1 of meer botdelen

25
Q

Komt osteoporose vaker voor bij mannen of vrouwen?

A

Mannen

26
Q

Waarmee presenteert osteoporose zich?

A

Vaak asymptomatisch, maar:
- Botpijn
- Artritis als focus dichtbij gewricht zit
- Doofheid door zenuwuitval t.g.v. druk

27
Q

Welke botten zijn vaak aangedaan bij osteoporose?

A
  • Bekken
  • Femur
  • Schedel
  • Tibia
  • Wervelkolom
28
Q

Wat is het beste gecorreleerd met ziekteactiviteit bij M. Paget?

A

Alkalische fosfatase en pro-collageen 1 N-terminale peptide

29
Q

Welke waarden zijn verhoogd bij M. Paget?

A

Het hydroxyproline of pyridoline cross-links in de urine zijn verhoogd door de osteoclast activiteit. Daarnaast is de alkalische fosfatase verhoogd door de osteoblast activiteit.

30
Q

Wat is de behandeling van M. Paget?

A

Bifosfanaten -> zoledrinezuur intraveneus

31
Q

Waarop is de behandeling van M. Paget gefocust?

A

Op het remmen van de osteoclastactiviteit

32
Q

Wat is er aan de hand bij fibreuze dysplasie en wat is de behandeling?

A

Het gezonde bot wordt dan vervangen door fibreus bot. Er vindt deformatie, pijnklachten en zenuwproblematiek plaats. De behandeling ervan is bifosfanaten en denosumab.

33
Q

Wat is er aan de hand bij osteogenese imperfecta en waarmee presenteert het zich?

A

Er is een abnormale ontwikkeling van het type 1 collageen. Het leidt tot gestoorde dentinogenese, gehoorstoornissen en blauw sclerae.

34
Q

Hoe noemen we osteogenese imperfecta ook wel?

A

Brittle bone disease

35
Q

Hoe noemen we osteopetrose ook wel?

A

Marble bone disease

36
Q

Wat is er aan de hand bij osteopetrose?

A

Er zijn dan aandoeningen door insufficiëntie van osteoclastactiviteit. Er is daardoor een verhoogde botdichtheid.

37
Q

Wat is er aan de hand bij ziekte van Buchem en waarmee presenteert het zich?

A

Er is dan een genmutatie waardoor er een gebrek is aan sclerostine. Hierdoor is er veel bot, met name in de
schedel. De zenuwen die door het bot lopen kunnen
hierdoor ook beschadigen.