1. Het brein ontleed Flashcards
Neuron
Type cel dat het zenuwstelsel vormt en o.a. de cognitieve functie ondersteunt. Ontvangt info van andere neuronen en neemt beslissing over deze info, deze kan dan worden doorgegeven aan andere neuronen.
Bestaat uit: cellichaam, dendrieten en axon.
Cellichaam of soma
Deel van neuron dat kern en andere organellen bevat.
Celkern of nucleus
Bevat genetische code
Dendrieten
Vertakkende structuren die informatie van andere neuronen dragen. Maken communicatie met andere neuronen mogelijk.
Axon
Vertakkende structuur die info naar andere neuronen transporteert en actiepotentiaal doorgeeft. (elk neuron heeft maar 1 axon)
Uiteinde axon bestaat uit schijfvormige structuur waar chemische signalen communicatie tussen neuronen mogelijk maken via kleine opening: synaps.
Synaps
Kleine opening tussen neuronen waarin neurotransmitters worden vrijgegeven, waardoor signalering tussen neuronen mogelijk wordt.
De twee neuronen die synaps vormen: presynaptisch & postsynaptisch. Deze weerspiegelen de richting van de informatiestroom.
Neurotransmitters
Chemische signalen die door 1 neuron worden afgegeven en de eigenschappen van andere neuronen beïnvloeden.
Wanneer presynaptisch neuron actief is, wordt elektrische stroom (actiepotentiaal) door axon voortgeplant. Wanneer het het axon-uiteinde bereikt, komen chemicaliën (neurotransmitters) vrij in synaptische spleet.
Neurotransmitters binden aan receptoren op dendrieten of cellichaam van postsynaptisch neuron en creëren synaptisch potentieel
Actiepotentiaal
Celmembraan rond neuron fungeert als barrière voor chemicaliën. Binnen membraan: Na+ en K+. De balans tussen binnen- en buitenkant: RUSTPOTENTIAAL 70mV. Spanningsafhankelijke ionenkanalen zijn van belang voor creëren actiepotentiaal en worden enkel in axon gevonden. Daarom is enkel het axon in staat om actiepotentiaal te produceren.
- Stroom van voldoende sterkte stroomt door axonmembraan, waardoor Na+ kanalen openen.
- Kanaal opent, Na+ dringt cel binnen en negatieve binnenkant wordt verminderd (DEPOLARISATIE) Bij ca. -50mV wordt membraan volledig permeabel.
- Negatieve potentiaal wordt hersteld via uitgaande stroom K+ en sluiten Na+ kanalen.
- Korte periode van HYPERPOLARISATIE (binnenkant = negatiever) Dit maakt wegdepolariseren van axon moeilijker en voorkomt dat actiepotentiaal achterwaarts reist.
Myeline
Vettige substantie die rond axon van sommige neuronen die geleiding versnelt. Het blokkeert de normale Na+/K+ overdracht waardoor actiepotentiaal springt langs de lengte van het axon op punten waar myeline aanwezig is.
Multiple sclerose = vernietiging van myeline
postsynaptische neuron
Wanneer axonenpotentiaal het axonuiteinde bereikt, initieert het elekrtische signaal het vrijkomen van neurotransmitters in synaptische spleet.
Eiwitreceptoren in membraan van postsynaptisch neuron binden zich aan neurotransmitters. De neurotransmitters hebben:
1. Remmend effect (GABA) op postsynaptisch neuron en maken minder kans te vuren. Door binnenkant neuron negatiever te maken waardoor depolarisatie moeilijker is.
2. Stimulerend effect (GLUTAMINE) op postsynaptisch neuron. Maken meer kans te vuren.
Bijna elk neuron produceert glutamine of GABA. Andere voorkomende neurotransmitters:
3. Serotonine
4. Dopamine
5. Acetylcholine
6. Noradrenaline
Grijze stof
Bestaat voornamelijk uit neuronale cellichamen.
Witte stof
Weefsel van zenuwstelsel dat voornamelijk bestaat uit axonen en steuncellen.
Glia
Steuncellen van zenuwstelsel betrokken bij weefselherstel en bij vorming van myeline.
Witte stof banen
Verbinden corticale regio’s met elkaar op verschillende manieren:
1. ASSOCIATION TRACTS: verbindingen in zelfde hemisfeer
2. COMMISSUREN: verbindingen met andere hemisfeer
3. PROJECTION TRACTS: verbindingen tussen corticale en subcorticale structuren.
Ventrikels
Holle kamers van hersenen die hersenvocht bevatten. Hebben geen cognitieve functies, vervoeren afvalstoffen en berichtsignalen en vormen beschermend kussen voor hersenen.