zelf en cultuur begrippen Flashcards
1
Q
individuele zelf
A
- relatief stabiele persoonseigenschappen
- innerlijke eigenschappen, onafhankelijk van anderen
- abstracte eigenschappen, ongeacht situatie of gedragsdomein
- unieke eigenschappen, verschillend van anderen
2
Q
sociale zelf
A
= relationeel en/of collectief
- relaties met anderen
- In groups (sociale categorie, gemeenschap, netwerk)
- rollen (normen, verwachtingne, verantwoordelijkheid)
- status (in de hiërarchie)
3
Q
zelfreferentie-effect
A
in individualistische culturen onthoud je dingen beter, ben je sterker betrokken wanneer je dingen kunt relateren aan jezelf
4
Q
zelfbewustzijn
A
mate waarin je je bewust ne, van hoe anderen naar je kijken, vaak ongemakkelijk
5
Q
subjectief zelfbewustzijn
A
- zelf als subject, eerstepersoonsperspectief
- van binnen naar buiten
- minder zelfbewsut
6
Q
objectief zelfbewustzijn
A
- zelf als object, derdepersoonsperspectief
- van buiten naar binnen
- meer zelfbewust: hoe zien anderen mij