woorden tekst 7a Flashcards
1
Q
αυτοσ, αυτη, αυτο
A
zelf (bijvoegelijk gebruikt)
2
Q
η ελευθερια
A
vrijheid
3
Q
τυγχανω + gen
A
deelnemen aan, deelhebben aan
4
Q
η παρθενος
A
(ongetrouwd) meisje, maagd
5
Q
η φυγη
A
vlucht
6
Q
ουδεις
A
niemand (lett. zelfs niet één)
7
Q
ιερος
A
heilig
+gen gewijd aan
8
Q
επι + gen
A
op
9
Q
πολυσ, πολλη, πολυ
A
veel
10
Q
ο οινος
A
wijn
11
Q
ο κινδυνος
A
(voor, tot, bij) zichzelf (dativus)
12
Q
αποφερω
A
wegbrengen, wegvoeren
13
Q
νομιζω
A
menen
+ acc beschouwen als, vinden
14
Q
αιτιος + gen
A
verantwoordelijk voor, schuldig aan