woorden les 12 Flashcards
ή τιμή
eer, eerbewijs
σοφός
verstandig, wijs, slim
μέγιστος
grootst, zeer groot
μάλιστα
het meest, vooral (bijwoord)
διαφέρω
verschillen
κρείττων (κρειττονος)
beter, sterker
βελτιων (βελτιονος)
beter, bekwamer
ό πολέμιος
vijand
φυλάττω
bewaken
έφυγον ( inf φυγειν) +acc
ik vluchtte (voor) (aor)
δειλός
laf, ongelukkig
κακίων (κακίονος)
slechter
άμείνων (άμείνονος)
beter
η
of, dan(na comperativus)
σκοπέω
bekijken, letten op
κράτιστος
sterkst, best, zeer sterk, zeer goed
μειξων (μείξονος)
groter
διά τουτο
daarom (door dat)
βέλτιστος
best, zeer goed
ο ζεύς, Διός
Zeus
ώς
(zo)als
αρα
geeft aan dat er een vraagzin volgt
ή σοφία
wijsheid, slimheid
ό δόλος
list
μαλλον
meer (bijwoord)
ή νύξ (νυκτός)
nacht
γιγνώσκω
(leren) kennen, inzien, begrijpen
ή βουλή
plan, besluit, raad, advies
πότερος
we van beiden
κρινω
oordelen, beoordelen
πλέον
meer (bijwoord)
βλάπτω
schade toebrengen, benadelen
πλειστος
meesten(n) zeer vele(n)
άδικέω
onrecht doen, onrechtvaardig behandelen
εσχον (inf σχειν)
ik had, ik kreeg (aor)
ήττων (ήττονος)
minder, zwakker
σεαυτόν, σεαυτήν
jezelf (acc, m, v ev)
πλείων (onz πλέον) (πλειονος)
meer
ή γη
aarde land grond
τάχιστος
snelst, zeer/heel snel
ώς τάχιστα
zo snel mogelijk (bijwoord)