tekst 11 b Flashcards
1
Q
τις
A
iemand, een of andere, enkelen, sommigen
2
Q
λυπεω
A
kwellen, verdriet doen
3
Q
πρωτος
A
eerste
4
Q
Tρεχω
A
rennen
5
Q
ηνεγκον
A
ik droeg, ik bracht
6
Q
αρχω + gen
A
voorgaan, leden, heersen over, beginnen met
7
Q
ελιπον
A
ik liet, ik verliet
8
Q
καταλειπω aor: κατελιπον
A
achterlaten
9
Q
ετεκον
A
ik baarde, ik bracht ter wereld
10
Q
το ονομα
A
naam
11
Q
ο φυλας
A
wachter, bewaker
12
Q
ηλαγον
A
ik bracht, ik leidde
13
Q
η
A
of
14
Q
ο αδελφος
A
broer
15
Q
διαφθειρω
A
te gronde richten, vernietigen