WK 5 H5 Trauma, angst, dwang- en gerelateerde stoornissen Flashcards
Fight-or-flight respons
2 gevolgen door de hypothalamus
- Hypothalamus: activeert Sympatische deel van het Autonome ZS = meer glucose door de lever + hogere stofwisseling.
> stijging: bloeddruk, harstlag, ademhaling en spierspanning.
> minder belangrijke activiteiten (vb vertering) dalen. - Hypothalamus: activeert Adrenale-Corticale Systeem door ‘Corticotropine Release Factor (CRF).
> CRF stimuleert de hypofyse
> Hypofyse geeft ACTH (Adrenocorticotropic hormone) af
> ACTH stimuleert bijnieren = cortisol
Corticotropine Release Factor CRF
CRF
> in het adrenale-corticale systeem
> activatie door hypothalamus
> stimuleert hypofyse
Adrenocorticotropic hormone ACTH
ACTH
> Hypofyse geeft ACTH (Adrenocorticotropic hormone) af
> ACTH stimuleert bijnieren = oa. cortisol
4 Symptomen PTSD
- herbeleven
- vermijdgedrag
- ervaren van negatieve verandering in de gedachtegang en gemoedstoestand
- chronische ‘arousal’ en extreme waakzaamheid
PTST met prominente dissociatieve symptomen
Vertonen van dissonantie tijdens PTSD
= onderdelen van het zelfbeeld, herinneringen of bewustzijn worden losgekoppeld van elkaar.
Aanpassingsstoornis (adjusment disorder)
Na het ervaren van een stressvolle gebeurtenis.
> depressieve symptomen
> angstsymptomen
> antisociaal gedrag
diagnose als symptomen niet overeenkomen met criteria van PTSD, acute stress disorder of een anderen angst- pf stemmingsstoornis
Factoren PTSD
Milieufactoren en sociale factoren
Psychologische factoren
Geslacht en cross-culturele verschillen
Biologische factoren
> neuro imaging onderzoeken
> biochemische ontdekkingen
> Genetica
Factoren PTSD
Milieufactoren en sociale factoren:
= hevigheid, duur en nabijheid
Psychologische factoren:
= ervaren depressie of angst voorgaande trauma vergroot de kans op PTSD.
> ook bepaalde copingsstrategieën: alcohol, dissonantie en vermijding
Geslacht en cross-culturele verschillen:
= vrouwen vaker dan mannen (mogelijk: verkrachting)
> Afroamerikanen het meest
Biologische factoren:
Neuroimaging onderzoeken
= hersenen PTSD reageren actiever op emotie-opwekkende stimuli.
> krimping hippocampus PTSD, door te hoge blootstelling aan neurotransmitters en hormonen
Biochemische ontdekkingen
= Cortisol is lager bij mensen met PTSD NA stress, dus in de rust.
> cortisol zorgt voor remming sympatisch zs (dus: terug naar parasympatisch zs)
> lagere cortisol = langer stress
Genetica
= lagere cortisol niveau’s en gekrompen hypocampus zijn erfelijk. Dus kinderen van ouders met PTSD hebben een hogere kans om zelf PTSD te ontwikkelen
Behandelingen PTSD
- cognitieve gedragstherapie
- stressmanagement
- medicatie
stress-inentingstherapie bij PTSD
Leren met stress om te gaan door blootgesteld te worden aan een licht stressvolle gebeurtenis.
> Medicatie: slikken van SSRI’s (seronine reuptake inhibitoren)
> Wordt ‘Biologische therapie’ genoemd.
5 subgroepen Specifieke fobieën
Specifieke fobieën
1. Dieren
(Animal-type Phobia)
- Natuur
(Natural Environment type Phobias) - Situationeel
(Situational type Phobias) - Bloed en injecties
(Blood-injection-injury type Phobias) - Overig
Tweefactor theorie van angststoornis
- Klassiek conditioneren leidt tot de fobie
2. Operant conditioneren houdt fobie in stand
Geprepereerde klassieke conditionering
prepared classical conditioning
Aanname dat men biologisch ‘geprepareerd’ is om bepaalde associaties sneller te leggen door de evolutionaire geschiedenis.
> insecten, hoogtes, vreemden etc
Behandeling Fobieën
3. basiscomponenten cognitieve gedragstherapie
- Systematische Desensitisatie
- Modelling
- Flooding
Sociale angststoornis
(social anxiety disorder)
Erfelijke factoren die bijdragen aan ontwikkeling van SAD
Sociale angststoornis = angst voor krietier, beoordeling of vernedering.
- Erfelijk (niet specifiek angst voor sociale situaties, maar wel algemene neiging tot angststoornissen)
> hogere kans
> Bang om anders te zijn
> verkeerd interpreteren sociale cues
Behandeling Sociale Angststoornis
- Medicatie: SSRI’s
- Cognitieve gedragstherapie (rollenspellen)
- Mindfulness