WK 4 H11 Ansgtstoornis, dwangstoornis en somatoforme stoornis Flashcards
5 kenmerken voor alle angststoornissen
> geremdheid en zich willen terugtrekken
overdreven en onrealistische angsten en zorgen
overmatige controlebehoefte
somatische symptomen (e.g. duizeligheid, zweten, verhoogde hartslag)
snelle detectie van gevaar en/of vermijding van gevaar
3 angststoornissen
Separatie angststoornis
=niet bij de leeftijd passende angst bij het gescheiden worden van de opvoeder en klampend gedrag in de buurt van de opvoeder
Fobieen
=overmatige angsten voor specifieke objecten of situaties
>Specifieke fobieën (bijv. beesten, bloed)
>Sociale fobie (bijv. bang om voor schut te staan)
>Agorafobie (bijv. bang om vast te zitten in lift)
Gegeneraliseerde angststoornis (GAD)
=bovenmatige en
onrealistische angsten en zorgen over van alles en nog wat
uitleggen:
>OCD
>SSD Somatische symptoom stoornis
>Functionele neurologische symptoomstoornis (conversiestoornis in DSM-IV)
Obsessieve compulsieve stoornis (OCD):
> Obsessies: volhardende en intrusieve gedachten of beelden (bijv. alles is vies)
> Compulsies: volhardende en rigide herhalende impulses om een bepaald gedrag uit te voeren (bijv. handenwassen)
Somatische symptoom stoornis (SSD):
> Somatiseren: psychologisch ongenoegen uitend in fysieke symptomen
> Somatische symptoom stoornis: gebruik van somatische woorden om fysieke en emotionele problemen te beschrijven (bijv. buikpijn)
Functionele neurologische symptoomstoornis (conversiestoornis in DSM-IV): onverklaarbare tekorten in motorische e.a. functies zonder fysiologische oorzaak
Ontwikkelingsbeloop
Verschil homotypische en heterotypische continuïteit
Homotypische continuïteit
=stabiliteit van een specifieke diagnose over tijd
Heterotypische continuïteit
=onderliggende gelijkheid in de vorm van angststoornis ondanks verschillen in de patronen van emotie, cognitie en gedrag over tijd door veranderen van type angststoornis.
> VB. seperatie angt op jonge leeftijd en depressie en verslaving in adolescentie
Etiologie angststoornissen, OCD, SSD
> Genen en erfelijkheid: soort risicofactor?
Fysiologisch
Opvoeding 5 punten
> Genen en erfelijkheid
• Algemene kwetsbaarheidsfactor i.p.v. stoornis specifieke risicofactor
> Fysiologisch
• Hersenafwijkingen
• Hyperarousal en verstoorde regulatie (o.a. HPA as)
> Opvoeding
• Psychopathologie ouders
• Overbeschermend/ overmatig controlerend en negatief/ kritisch
• Intrusief/ controlerend
• Geen rol vader in relatie tot risiconemen en onafhankelijkheid
• Rolmodel van angstig of vermijdend gedrag
Tripartite model van emotie (Clark en Watson)
- Negatieve affectiviteit
- Fysiologische hyperarousal
- Laag positief affect
> 1 en 2 bij angst
1 en 3 bij depressie
Maar: overlappen elkaar
Functionele neurologische symptoomstoornis
Functionele neurologische symptoomstoornis (conversiestoornis in DSM-IV): onverklaarbare tekorten in motorische e.a. functies zonder fysiologische oorzaak
4 ontwikkelingspaden OCD
hoeveel % chronisch?
(1) verbetering of verdwijning van stoornis
(2) overgang naar subklinische symptomens
(3) overgang naar occasionele stoornis
(4) chronische stoornis
ongeveer 40% chronisch
6 componenten cognitieve gedragstherapie
(1) psychoeducatie - informatie geven
(2) management van lichaam
(3) cognitieve herstructuering - identificeren van negatieve gedachtens
(4) oplossing van problemen
(5) blootstelling
(6) terugvalpreventie
4 behandelingen voor fobien
(1) modellering
(2) systematische desensibilisatie
(3) blootstelling
(4) innerlijk dialoog