WK 1 H1 Introductie Flashcards
4 D’s belangrijke punten van abnormaal gedrag
- Deviance - social cultural norms
- Danger
- Dissfunction
- Distress
Ontwikkelingsepidemiologie
Frequenties van stoornissen.
Prevalentie
Proportie van de populatie met zo’n stoornis
Incidentie
Snelheid waarmee nieuwe gevallen zich voordoen binnen een bepaalde tijd
Stigmatisatie
Het feit dat de samenleving iemand met een handicap of stoornis bestempelt
Noem een paar ‘barriers to care’ (belemmeringen voor de zorg)
- lange wachtlijsten
- moeilijkheden met vervoer
- geld
- erkennen van stoornis
- ‘problemen gaan van zelf wel over..’
Differential susceptibility
(differientele gevoeligheid)
> Hoe gaan prikkelgevoelige kinderen met goede/slechte omstandigheden om?
Prikkelgevoelige kinderen
Slechte omstandigheden:
>Kwetsbaarder
Goede omstandigheden:
> Beter adaptievermogen
> Meer voordeel kunnen halen uit hun omgeving
Risicofactoren omgeving en de gevolgen in het kind
Opvoeder:
- Minder sensitieve opvoeding
- Meer intrusief, controlerend
- Rigide ouderlijke opvattingen over zelfcontrole
- Meer overbeschermend
- Opvoeder: Minder sensitieve opvoeding
Kind: Meer negatieve affectiviteit
2.Opvoeder: Meer intrusief, controlerend
Kind: Minder zelfregulatie
3.Opvoeder: Rigide ouderlijke opvattingen over zelfcontrole (bv: jongens huilen niet, meisjes zijn mooi etc)
Kind: Meer problemen met zelfcontrole (kan zowel teveel of te weinig zijn)
4.Opvoeder: Meer overbeschermend
Kind: Meer inhibitie en Angstiger