Winkels Flashcards

1
Q

le supermarché

A

de supermarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

la chaîne de distribution

A

de distributieketen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

prendre un caddie

A

een winkelkar nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ne pas oublier sa liste pour faire les courses

A

zijn boodschappenlijstje niet vergeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aller à un centre commercial

A

naar een schopping center gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

faire son shopping au centre de la ville

A

in het stadcentrum shoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

les rues commerçantes de la ville

A

de winkelstraten van de stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

la boutique / le magasin de vêtements

A

de boetiek / de kledingzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

le magasin de vêtements

A

de kledingketen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

le magasin de jouets

A

de speelgoedwinkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

le magasin de sport

A

de sportwinkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mes magasins préférés

A

mijn favoriete winkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

la gamme de produits

A

het productengamma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

le vendeur / l’employé du magasin

A

de verkoper / de winkelbediende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

l’acheteur

A

de koper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

le consommateur

A

de consument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

le client

A

de klant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

être un acheteur impénitent / l’accoutumance aux achats / il est accro aux magasins

A

koopziek zijn / de koopverslaving / hij is verslaafd aan winkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

une carte de magasin / une carte de fidelité

A

een winkelkaart / een getrouwheidskaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

les habitudes d’achats

A

de koopgewoonte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

acheter en ligne / acheter sur internet

A

online kopen / op het internet kopen

22
Q

aller au magasin

A

naar de winkel gaan

23
Q

faire ses courses

A

zijn boodschappen doen

24
Q

entrer dans un magasin

A

een winkel binnenstappen

25
Q

faire ses courses

A

winkelen

26
Q

aller acheter quelque chose / acheter des babioles

A

iets gaan kopen / spullen kopen

27
Q

un achat / un mauvais achat

A

een aankoop / een miskoop

28
Q

son comportement d’achat

A

zijn koopgedrag

29
Q

faire du shopping

A

shoppen

30
Q

attirer le client

A

de klant aantrekken

31
Q

attirer un client dans le magasin

A

een klant in de winkel lokken

32
Q

attirer un client dans le magasin

A

een klant naar binnen trekken

33
Q

l’aménagement du magasin

A

de inrichting van de winkel

34
Q

une belle vitrine

A

een mooie vitrine / een mooi uitstalraam

35
Q

le prix le plus bas / des prix accessibles

A

de laagste prijs / toegankelijke prijzen

36
Q

des réductions

A

kortingen / prijsverminderingen / reducties

37
Q

des offres spéciales

A

speciale aanbiedingen

38
Q

recevoir une promotion

A

een promotie krijgen

39
Q

liquidation totale

A

totale uitverkoop

40
Q

l’expérience

A

de beleving

41
Q

l’expérience

A

de belevenis

42
Q

acheter pour passer le détente / pour la détente

A

kopen als tijdverdrijf / als ontspanning

43
Q

les soldes

A

de koopjes

44
Q

la période des soldes

A

de soldenperiode

45
Q

faire les soldes

A

op soldenjacht gaan

46
Q

le premier jour des soldes

A

de eerste soldendag

47
Q

cela me plait

A

dat spreekt me aan

48
Q

attirant

A

aantrekkelijk

49
Q

suivre la mode

A

de mode volgen

50
Q

des vêtements à la mode

A

trendy kleren