Culturele activiteiten Flashcards

1
Q

la culture

A

cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

la participation à des activités culturelles

A

cultuurparticipatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aller au cinéma

A

naar de bioscoop/cinema gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

visiter un musée

A

een museum (het) bezoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

assister à une conférence

A

een conferentie bijwonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

faire un représentation théâtrale

A

een toneelstuk (het) opvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aller au théâtre

A

naar het theater gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

le théâtre de rue

A

straattoneel (het)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lire des livres: un roman, un poème, une bande dessinée

A

boeken lezen: een roman, een gedicht (het), een stripverhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

la littérature

A

literatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

l’histoire

A

geschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

la géographie

A

aardrijkskunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

une institution culturelle

A

een culturele instelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

une exposition

A

een tentoonstelling / een expositie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

la peinture

A

de schilderkunst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dessiner

A

tekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

jouer le piano / le violon / la flûte / la guitare

A

piano / viool / fluit / gitaar spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

écouter de la musique

A

naar muziek luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

un ballet

A

een ballet (het)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

l’opéra

A

de opera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

une excursion

A

een uitstapje (het)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

un concert / un concert / un concert rock / la musique pop / la musique classique

A

een concert (het) / een optreden (het) / een rockconcert / popmuziek / klassieke muziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

la salle de cinéma

A

de bioscoopzaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

un festival de musique

A

een muziekfestival (het)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

une représentation de photos

A

een fotovoorstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

une représentation théâtrale

A

een theatervoorstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

un événement

A

een evenement (het)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

un centre culturel

A

een cultuurcentrum (het)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

une instituion culturelle

A

een cultuurinstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

aller à la bibliothèque

A

naar de bibliotheek gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

une collection

A

een verzameling

32
Q

le Palais des Beaux Arts

A

Het Paleis voor Schone Kunsten

33
Q

la monnaie

A

de Munt

34
Q

Forêt Nationale

A

Vorst- Nationaal

35
Q

Le Sportpaleis d’Anvers

A

Het Sportpaleis in Antwerpen

36
Q

L’Opéra flamand

A

de Vlaamse Opera

37
Q

La représentation a lieu le 2 mars à dix heures

A

De voorstelling neemt plaats op 2 maart om tien uur

38
Q

être assis à l’avant / à l’arrière / au milieu de la salle

A

Vooraan / achteraan / midden in de zaal zitten

39
Q

les deux premières rangées

A

de twee eerste rijen

40
Q

Passer une agréable soirée

A

een gezellige avond doorbrengen

41
Q

des moments émouvants

A

ontroerende momenten

42
Q

Cela m’a plu

A

dat sprak me aan

43
Q

une visite

A

een bezoek (het)

44
Q

acheter des tickets

A

kaartjes kopen

45
Q

un abonnement

A

een abonnement (het)

46
Q

combien coûte un ticket?

A

hoeveel kost een ticket (het)?

47
Q

l’entrée est gratuite

A

de ingang is gratis

48
Q

c’est cher / c’est bon marché

A

het is duur / het is goedkoop

49
Q

la prévente

A

de voorverkoop

50
Q

aller chercher des tickets

A

kaartjes afhalen

51
Q

toutes les places pour le concert sont vendues

A

het concert is uitverkocht

52
Q

le tarif

A

het tarief

53
Q

les prix des places

A

de ticketprijzen

54
Q

des prix élevés / bas

A

hoge / lage prijzen

55
Q

recevoir une ristourne

A

een korting krijgen

56
Q

un musicien

A

een muzikant

57
Q

un chanteur

A

een zanger

58
Q

un compositeur

A

een componist

59
Q

un solist

A

een solist

60
Q

un orchestre

A

een orkest (het)

61
Q

un artiste

A

een kunstenaar

62
Q

un comédien

A

een toneelspeler

63
Q

un acteur de cinéma

A

een filmacteur

64
Q

un écrivain

A

een schrijver

65
Q

le public

A

het publiek

66
Q

l’art

A

Kunst

67
Q

Les objets d’art

A

Kunstvoorwerpen

68
Q

Peindre / les peintures

A

schilderen / schilderijen

69
Q

les sculptures

A

beeldhouwwerken

70
Q

l’art moderne

A

de moderne kunst

71
Q

attirer les jeunes à un musée

A

jongeren naar een museum aantrekken

72
Q

participer à un atelier

A

aan een workshop deelnemen

73
Q

une visite guidée

A

een rondleiding

74
Q

demander un guide / faire appel à un guide

A

en gids vragen / een beroep doen op een gids

75
Q

le patrimoine culturel

A

het cultureel erfgoed

76
Q

visiter des monuments / des églises

A

monumenten / kerken bezoeken

77
Q

découvrir des bâtiments historiques

A

historische gebouwen ontdekken