Vakantie reizen Flashcards
partir à l’étranger
naar het buitenland vertrekken / trekken
séjourner à l’étranger
in het buitenland verblijven
passer un an à l’étranger
een jaar in het buitenland doorbrengen
partir en vacances
op / met vakantie gaan
partir en vacances
op vakantie trekken
partir en voyage
op reis gaan
un voyage scolaire
een schoolreis
un voyage de groupe
een groepsreis
les vacances d’été
de zomervakantie
les vacanes de ski
de skivakantie
le séjour
het verblijf
la destination de vacances
de vakantiebestemming
les vacances en last minute
een last minute vakantie
une destination lointaine
een verre bestemming
une destination exotique
een exotische bestemming
voyager à bas prix
goedkoop reizen
un voyage coûteux
een dure reis
une excursion d’un jour
een dagtrip
séjourner dans son propre pays
in eigen land verblijven
séjourner à l’étranger
in het buitenland verblijven
un pays voisin
een buurland
le tour opérateur
de touroperator
l’agence de voyage
het reisagentschap
l’agence de voyage
het reisbureau
prendre l’avion
het vliegtuig nemen
prendre le train / tram / bus
de trein / tram / bus nemen
prendre les transports en commun
het openbaar vervoer nemen
faire de l’autostop à travers l’Europe
liften doorheen Europa
voyager en voiture
met de wagen reizen
prendre le bateau
de boot nemen
une croisière
een cruise
réserver son vol
zijn vlucht boeken
le vol aller et retour
de vlucht heen en terug
acheter son ticket de train
zijn treinticket kopen
la formule de voyage
de reisformule
loger dans un hôtel
in een hotel overnachten
une formule tout compris
een all inclusive formule
la nuitée
de overnachting
loger sous tente
in een tent logeren
camper
kamperen
trouver un bon endroit pour camper
een goede kampeerplek vinden
un bel endroit à la plage
een goede ligging aan het strand
près de la plage
vlakbij het strand
une vue magnifique
een prachtig uitzicht
sur la digue
op de dijk
à la côte
aan de kust
louer une maison de vacances
een vakantiehuisje huren
réserver une chambre d’hôtel
een hotelkamer boeken
loger dans une auberge de jeunesse
in een jeugdherberg overnachten
un voyage culturel
een cultuurreis
un voyage à la découverte de la nature
een natuurreis
un voyage organisé
een georganiseerde reis
un voyage organisé
een rondreis
un voyage d’aventure
een avontuurlijke reis
un voyage pour se promener
een wandelreis
des vacances sportives
sportieve vakantie
un citytrip
een citytrip
acheter un guide de voyage
een reisgids kopen
la visite
het bezoek
visiter un musée
een museum bezoeken
visiter une belle ville
een mooie stad bezoeken
découvrir un site naturel
een natuurgebied ontdekken
des beaux villages
mooie dorpjes
découvrir des endroits pittorresques
schilderachtige plekken ontdekken
des paysages magnifiques
prachtige landschappen
un bel endroit
een mooie plek
un endroit calme
een rustige plek
beaucoup de curiosités à visiter
veel bezienswaardigheden
reconnaître la région
de omgeving verkennen
reconnaître la région
de streek verkennen
j’aime la culture
ik ben een cultuurliefhebber
être allongé sur la plage
op het strand liggen / luieren
profiter du soleil
van de zon genieten
choisir pour l’aventure
voor het avontuur kiezen
faire des randonnées en montagne
in de bergen stappen
une randonnée en montagne
een trektocht door de bergen
apprendre à connaître une autre culture
een andere cultuur leren kennen
se reposer
tot rust komen
une excursion
een uitstapje
se détendre
zich ontspannen
suivre un itinéraire de voyage
een reisroute volgen
une carte
een map
faire ses bagages
zich koffer maken
emporter un sac à dos
een rugzak meenemen
perdre ses bagages
zijn bagage verliezen
les bagages à main
de handbagage
raconter ses vacances
zijn vakantieverhaal vertellen
la date de départ
de vertrekdatum
partir
vertrekken
arriver
aankomen
retourner
terugkeren
le voyage
de reis
le voyageur
de reiziger
le touriste
de toerist
le guide
de gids
le vacancier
de vakantieganger
comment s’est déroulé ton voyage?
hoe is je reis verlopen?
où vas-tu passer tes vacances?
waar ga je je vakantie doorbrengen?
mes vacances se sont bien / mal passées
mijn vakantie viel mee / tegen