Beroepskwaliteiten Flashcards

1
Q

Les qualités professionnelles

A

De beroepskwaliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Quelques défauts

A

Enkele tekortkomingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Quels sont tes atouts?

A

Wat zijn je troeven?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

C’est un avantage

A

Dat is een pluspunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ces qualités sont décisives/déterminantes

A

Die kwaliteiten geven de doorslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vous avez acquis de l’expérience professionnelle

A

U hebt werkervaring opgedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Avoir de l’expérience dans la vente

A

Ervaring hebben in de verkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Avoir de l’expérience dans une fonction similaire

A

Ervaring hebben in een soortgelijke functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Avoir de l’expérience en tant que vendeur

A

Ervaring hebben als verkoper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Etre en possession d’un diplôme de bachelier

A

In het bezit van een bachelordiploma zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Disposer d’un master (diplôme)

A

Over een master diploma beschikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Avoir une bonne présentation

A

Een goede presentatie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Avoir une bonne présentation

A

Een goed/verzorgd voorkomen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Etre familiarisé avec l’informatique

A

Vertrouwd zijn met informatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Etre familiarisé avec l’informatique

A

Computervaardig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Avoir des connaissances en informatique

A

Informaticakennis hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Maîtriser les outils Microsoft Office

A

Over een sterke kennis van de Microsoft Office tools beschikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Avoir une connaissance de Powerpoint et d’Excel

A

Kennis hebben van Powerpoint en Excel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

S’exprimer couramment en anglais

A

Zich vlot uitdrukken in het Engels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

La connaissance de l’anglais est un atout

A

Kennis van het Engels is een pluspunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Une très bonne connaissance en anglais

A

Een zeer goede kennis van het Engels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Une parfaite maîtrise de l’anglais

A

Perfecte beheersing van het Engels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Etre bilingue/trilingue/quadrilingue

A

Tweetalig/Drietalig/Viertalig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Une bonne connaissance en langues

A

Een goede talenkennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Pouvoir travailler en équipe

A

In teamverband kunnen werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Avoir l’esprit d’équipe

A

Teamgericht zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Avoir l’esprit d’équipe

A

Teamspirit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Tu peux travailler dans une petite équipe

A

Je kunt terecht in een klein team

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Avoir l’esprit d’équipe

A

Je bent een echte teamplayer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Avoir des compétences orales

A

Taalvaardig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

De fortes compétences communicationnelles

A

Sterke communicatieve vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Nouer facilement des contacts

A

Vlot contacten leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

De bonnes compétences relationnelles

A

Goed kunnen omgaan met mensen

34
Q

Des compétences/aptitudes sociales

A

Sociale vaardigheden

35
Q

Avoir le sens des contacts

A

Contactvaardig zijn

36
Q

Avoir le sens de la clientèle

A

Klantgericht zijn

37
Q

Une disposition/approche dynamique

A

Een dynamische ingesteldheid/aanpak

38
Q

Etre dynamique

A

Dynamisch zijn

39
Q

Etre convaincant

A

Overtuigend overkomen

40
Q

Le pouvoir d’adaptation

A

Het aanpassingsvermogen

41
Q

Avoir le sens des responsabilités

A

Verantwoordelijkheidsgevoel hebben

42
Q

Avoir le sens des responsabilités

A

Zin voor verantwoordelijkheid hebben

43
Q

Etre motivé

A

Gemotiveerd zijn

44
Q

Travailler volontiers avec des chiffres

A

Graag met cijfers werken

45
Q

Etre précis

A

Nauwkeurig zijn

46
Q

Pouvoir travailler de façon précise

A

Accuraat kunnen werken

47
Q

Etre polyvalent

A

Polyvalent zijn

48
Q

Etre flexible

A

Flexibel zijn

49
Q

Etre fiable

A

Betrouwbaar zijn

50
Q

Avoir le sens analytique

A

Analytisch zijn

51
Q

Etre créatif

A

Creatief zijn

52
Q

Le sens de l’initiative

A

Zin voor initiatief

53
Q

Prendre des initiatives

A

Graag initiatief nemen

54
Q

Etre entreprenant

A

Ondernemend zijn

55
Q

Une personnalité entreprenante

A

Een ondernemende persoonlijkheid

56
Q

Etre innovant

A

Innovatief zijn

57
Q

Etre ponctuel

A

Stipt zijn

58
Q

Pouvoir gérer le stress

A

Stressbestendig zijn

59
Q

Pouvoir respecter les délais

A

Kunnen omgaan met deadlines

60
Q

S’adapter à un environnement changeant

A

Zich kunnen aanpassen aan wijzigende omstandigheden

61
Q

Etre assertif

A

Assertief zijn

62
Q

Un excellent négociateur

A

Een uitstekende onderhandelaar

63
Q

Des compétences/aptitudes dirigeantes

A

Leidinggevende vaardigheden

64
Q

Pouvoir travailler de façon indépendante

A

zelfstandig kunnen werken

65
Q

Pouvoir bien s’organiser

A

zich goed kunnen organiseren

66
Q

Avoir un talent d’organisateur

A

Sterk zijn in het organiseren en plannen

67
Q

Avoir un talent d’organisateur

A

Organisatievermogen hebben

68
Q

Avoir un talent d’organisateur

A

Organisatisch talent hebben

69
Q

Une approche pragmatique

A

Een pragmatische houding

70
Q

Une approche pragmatique

A

Resultaatgerichte houding

71
Q

Pouvoir prendre rapidement les bonnes décisions

A

Snel de juiste beslissingen kunnen nemen

72
Q

Vous rédigez très bien en néerlandais et anglais

A

U schrijft vlot Nederlands en Engels

73
Q

Disposer de compétences rédactionnelles excellentes

A

Over uitstekende redactionele vaardigheden beschikken

74
Q

Avoir une bonne plume

A

Een vlotte pen hebben

75
Q

Avoir le sens commercial

A

Commercieel ingesteld zijn

76
Q

avoir un profil commercial

A

commercieel inzicht hebben

77
Q

avoir un profil commercial

A

een commercieel gedreven persoon zijn

78
Q

aimer apprendre

A

leergierig zijn

79
Q

discret et diplomate

A

discreet en diplomatisch

80
Q

accepter le travail à pause

A

in shiften willen werken