Winkels Flashcards
1
Q
Butcher
A
De slagerij
2
Q
Milk store
A
De melkboer
3
Q
Drug store
A
De drogisterij
4
Q
The vegetable store
A
De groenteboer
5
Q
The clothing store
A
De kledingzaak
6
Q
The shoe store
A
De schoenenzaak
7
Q
The book shop
A
De boekwinkel
8
Q
The music store
A
De muziekwinkel
9
Q
Pralines
A
Bonbons
10
Q
A piece of cheese
A
Een stuk jonge kaas
11
Q
A kilo of bananas
A
Een kilo bananen
12
Q
A bottle of wine
A
Een fles rode wijn
13
Q
Sliced white bread
A
Een gesneden wit
14
Q
A pack of botter
A
Een pakje roomboter
15
Q
Gateaux fourés
A
Gevulde koeken
16
Q
Wholemeal bread
A
Volkorenbrood
17
Q
Eggs
A
Eieren
18
Q
A chicken
A
Een kip