Introductie Flashcards
1
Q
The pen
A
De pen
2
Q
The bag
A
De tas
3
Q
The chair
A
De stoel
4
Q
The table
A
De tafel
5
Q
I point to the pen
A
Ik wijs de pen aan
6
Q
I sit at the table
A
Ik zit aan de tafel
7
Q
I sit on a chair
A
Ik zit op een stoel
8
Q
The book is on the table
A
Het boek ligt op de tafel
9
Q
I put the book on the table
A
Ik leg het boek op de tafel
10
Q
I open the book
A
Ik doe het boek open
11
Q
I close the book
A
Ik die het boek dicht
12
Q
One more time
A
Nog een keer
13
Q
The door
A
De deur
14
Q
The window
A
Het raam
15
Q
I write my name
A
Ik schrijf mijn naam op