Week 8 Flashcards
wat zijn factoren die kunnen zorgen voor patellofemorale pijn?
proximale factoren:
- heup
- abductoren
- externe rotatoren
lokale factoren:
- knieproblemen
distale factoren:
- voet
wat zijn de symptomen van patellofemorale pijn?
- peripatellaire pijn die verergerd of uitgelokt wordt door hurken, traplopen of gebogen kniehouding
- minstens 3 maanden met sluipend begin
- LO niet afwijkend, behalve pijn over patella facetten en pijnlijk kraken patella
welke modellen zijn er die de pathofysiologie van patellofemorale pijn kunnen omschrijven?
- mechanisch model
- neuromusculair model
- biologisch model
- pijn model
hoe ziet het mechanisch model er uit bij patellofemorale pijn?
- objectiveerbare patella instabiliteit (≥1x luxatie)
- potentiële patella instabiliteit (geen luxatie, wel radiologische afwijkingen)
- patellofemorale pijn (geen radiologische afwijkingen)
- patellofemorale artrose
hoe ziet het neuromusculaire model er uit bij patellofemorale pijn?
veranderd quadriceps contractie patroon –> veranderd patellair glijden –> excessieve compressie krachten –> peri-patellaire pijn
hoe ziet het biologisch model van patellofemorale pijn er uit?
overbelasting patellofemorale gewricht –> verschillende pathofysiologische processen –> verlies weefselhomeostase –> peripatellaire pijn
hoe ziet het pijn model er uit bij patellofemorale pijn?
centrale sensitisatie –> veranderde drukpijn drempel
veel patiënten echter geen centrale sensitisatie
hoe gebruiken we aanvullend onderzoek bij PFP?
röntgen:
- PF artrose
- PF instabiliteit/dislocatie
- femorale OCD
- apofysitis
- stellen diagnose door uitsluiten andere pathologie
MRI/CT/echo:
- PF chondraal laesie
- meniscus laesie
- tendinopathie
preoperatief MRI/CT:
- instabiliteit
- PF chondraal laesie
hoe wordt PFP behandeld?
conservatief:
- rust/wait and see (51% herstel, 40% persisterende pijn na 6 jaar)
- oefentherapie (minder pijn, betere functie, beter herstel)
- inlegzooltjes (alleen effect rond 6 weken)
- NSAID (alleen korte termijn)
- educatie (werkt het beste, zeker in combinatie met oefeningen)
welke verschillende ligamenten zitten in de rug?
- anterior longitudinale ligament
- posterior longitudinale ligament
- ligamentum flavum
- intersipinale ligament
- supraspinale ligament
wat zijn de voor- en nadelen van röntgen voor de wervelkolom?
voordelen:
- snel, eenvoudig te verkrijgen
- mobiel
- goedkoop
- beperkte belasting patiënt
- dynamisch
- belaste opnames
- follow up
nadelen:
- stralenbelasting
- minimale informatie weke delen
- beperkte details
waarvoor wordt een röntgen gebruikt bij de wervelkolom?
- screening
- degeneratieve afwijkingen
- standsafwijkingen
- follow-up
- fracturen
wat zijn de voor- en nadelen van een CT van de wervelkolom?
voordelen:
- relatief snel
- veel detail
- ook informatie over weke delen
- window-leveling
- contrast
- 3D reconstructie
nadelen:
- meer straling
- neurale structuren in wervelkolom niet goed te beoordelen
waarvoor wordt een CT gebruikt bij de wervelkolom?
- details met betrekking tot ossale structuren
- pre-operatieve planning/navigatie
- 3D beeldvorming
- complicaties
- fracturen (beter dan röntgen)
wat is het verschil tussen een T1 en een T2 MRI?
T1:
- donker: vocht, ligamenten/spieren/pezen, buikorganen, kraakbeen
- licht: eiwitrijk weefsel
- wit: vet, bloed, contrast, melanine, eiwit
T2:
- donker: ligamenten, pezen, lever, pancreas, bijnieren, kraakbeen
- licht: vet, lever, pancreas, bijnieren, spieren, kraakbeen
- wit: vocht, liquor, blaas, gal/galblaas, nieren
wat zijn de voor- en nadelen van een MRI bij de wervelkolom?
voordelen:
- geen stralenbelasting
- veel informatie weke delen
- contrast/diffusie
nadelen:
- beperkt beschikbaar
- belasting patiënt
- tijdrovend
- duur
- metaal (artefacten)
- contra-indicaties
waarbij wordt een MRI gebruikt voor de wervelkolom?
- afwijkingen neurologische structuren (congenitaal/trauma)
- degeneratieve afwijkingen
- infectieuze afwijkingen
- inflammatoire aandoeningen
wat zijn risicofactoren voor rugpijn?
- man <50 jaar
- roken
- belasting: draaien, bukken, lang zitten en staan
hoe wordt rugpijn behandeld?
acute fase:
- 48 uur rust
- vermijden pijnlijke bewegingen
- bewegen van de pijn af
- NSAID
- tapen
- geen manipulatie
hierna bij milde tot matige pijn:
- geen rust
- analyse en behandeling oorzaak
- oefentherapie
- aanvullende diagnostiek
wat zijn de kenmerken van een hernia?
- bij veel schaatsers door voorovergebogen houding
- beenpijn volgens dermatoom (unilateraal)
- toename klachten bij hoesten, niezen en persen
- klachten vanzelf weg na 1 jaar
- operatie bij neurologische uitval of invaliderende klachten
welke hernia’s zijn het meest voorkomend en hoe herkennen we dit?
L4:
- kniepees reflex
- m. tibialis anterior
L5:
- geen reflex
- m. extensor hallucis longus
S1:
- achillespees reflex
- m. gastrocnemius
wat zijn de kenmerken van een spondolyse?
- onderbreking pars interarticularis
- door turnen, dansen, cricket of congenitaal
- aangeboren aan 2 kanten, trauma aan 1 kant
- klachten: pre-existent geen klachten, fractuur acute unilaterale lage rugpijn, toename bij hyperextensie
- behandeling: rust, voorkomen hyperextensie, korset, spondylodese/pars repair
wat zijn de kenmerken van een spondylolisthesis?
- verschuiven wervels tov elkaar
- adolescenten en jong volwassen sporters, of degeneratief
- 5 graden
- klachten: 1-2 vaak asymptomatisch, radiculopathie, rugpijn
- klachten wisselend aanwezig met gedeeltelijke progressie
- behandeling: aanpassen activiteit, behandeling pijnteam, decompressie en spondylodese
hoe worden rugfracturen geclassificeerd?
TL-AOSIS
A: compressie –> behandelen korset en pijnstilling (operatief bij neurologische uitval)
B: distractie –> behandelen korte constructie
C: translatie –> behandelen via lange constructie