Week 4 Flashcards

1
Q

wat zijn de principes van een VKB reconstructie?

A
  • anatomie herstellen originele ligament
  • herstel normale anatomie van insertie
  • herstel normaal tensie patroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de verschillen in een hamstring en een BPTB graft voor een VKB reconstructie?

A

hamstring - BPTB
kracht: ++, +
tunnel ingroei: ++, +
falen: - -, -
comorbiditeiten: 0, - -
stabiliteit: +, ++
tevredenheid: ++, ++

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe wordt er geboord bij een VKB reconstructie?

A
  1. dunne boor van 4,5 mm diameter
  2. dikkere boor waar graft doorheen kan (zodat endobutton gefixeerd kan worden)

in bot zelf min. 25 mm graft lengte + 20 mm extra lengte voor endobutton (iets extra doorboren zodat endobutton naar buiten gebracht kan worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe ziet de hierarchische opbouw van een gezonde pees er uit?

A

tropocollageen (collageen type 1) –> fibril –> collageenvezels –> fascicles –> pees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waardoor is tropocollageen opgebouwd?

A

tenocyten: produceren collageen type 1

proteoglycanen: decorine –> middendeel (kan meer compressie aan) en aggrecan –> aanhechtingsplekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe ziet de collageenproductie er uit?

A

in de kern minder metabolisme

bij stressprikkel eerst netto degradatie, daarna netto synthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uit welke 3 stadia bestaat tendinopathie?

A
  • reactieve tendinopathie
  • tendon dysrepair
  • degeneratieve tendinopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke histopathologische kenmerken heeft degeneratieve tendinopathie?

A
  • vezelstructuur
  • veranderde morfologie en aantallen tenocyten
  • formatie bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke veranderingen zijn op weefselniveau zichtbaar bij tendinopathie?

A
  • verminderde structuur van collageen (vnl bij klachten)
  • neovascularisatie
  • langdurige inflammatie (macrofagen en mestcellen)
  • perifere neurogene veranderingen (verhoogde neuropeptiden en meer zenuwvezels)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de belangrijkste pijlers bij de behandeling van tendinopathie?

A
  • educatie: uitleg blessure, psychosociale facoren en verwachtingsmanagement
  • oefentherapie
  • belasting management
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het doel van tapen?

A

ongewenste bewegingen doelmatig beperken zonder noodzakelijke en beoogde bewegingen te verhinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat voor effect heeft tapen?

A
  • protectief effect
  • pijnverzachtend effect
  • reactieve stabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke verschillende vormen van tape zijn er?

A
  • niet elastisch
  • elastisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe wordt een niet-elastische tape rondom de enkel aangelegd?

A
  1. 2 stroken: 1 boven de enkel en 1 voor de tenen op de voetrug
  2. een stijgbeugelstrook van binnenzijde bovenste ankerstrook naar buitenzijde
  3. een hoefijzerstrook van binnenzijde onderste ankerstrook naar buitenzijde
  4. 2e stijgbeugelstrook die de ander 2/3 overlapt
  5. een strook voor bescherming, van buitenzijde hiel naar binnenzijde bovenste ankerstrook
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke spieren zitten in de rotatorcuff?

A
  • subscapularis
  • teres minor
  • supraspinatus
  • infraspinatus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke testen gebruiken we om de rotator cuff te controleren?

A
  • empty can test –> supraspinatus
  • exorotatie weerstand test –> infraspinatus
  • lift off test –> subscapularis
17
Q

welke bewegingen zitten in de schouder?

A
  • anteflexie/retroflexie
  • abductie/elevatie
  • endorotatie/exorotatie
18
Q

waaruit bestaat het lichamelijk onderzoek van de elleboog?

A

inspectie:
- huid
- hydrops
- bursa
- standsafwijjking

bewegingsonderzoek:
- extensie/flexie
- pronatie/supinatie

palpatie:
- mediale/laterale epicondyl
- nervus ulnaris
- olecranon
- centrale band triceps
- radiuskop en soft spot
- bicepspees

19
Q

hoe ziet het lichamelijk onderzoek van de pols er uit?

A

inspectie

bewegingsonderzoek:
- palmair/dorsaalflexie
- pronatie/supinatie
- ulnairdeviatie/radiaaldeviatie

palpatie:
- styloid radius/ulna
- tuberculus van lister
- anatomische snuifdoos
- MCP gewrichten
- PIP gewrichten
- DIP gewrichten

20
Q

wat zijn de speciële testen van de elleboog?

A
  • kracht biceps/triceps tegen weerstand
  • pols/vinger extensie tegen weerstand (epicondylis lateralis)
  • pols flexie tegen weerstand (epicondylis medialis)
  • ulnaris: flexion compression test
  • stabiliteitstest MCL
  • hook test –> distale biceps pees
21
Q

welke speciële testen gebruiken we voor de pols?

A
  • tinel carpale tunnel/phalen test
  • finkelstein test (m. quervain)
  • DRUJ stabiliteit
  • Watson test (SL-instabiliteit)