Week 6 Flashcards

1
Q

welke anatomische belastingen in de dans zijn onnatuurlijk?

A
  • 90 graden exorotatie in de heup (en dehors)
  • pointe/spits houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

op welke manier verschilt dans met andere sport?

A
  • meer trainingsuren
  • langer bezig met goed presteren (meer ‘wedstrijden’ en langer bezig)
  • vroeg beginnen om goed ballet te kunnen doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke soorten letsels hebben we in dans?

A
  • die door techniek komen
  • die ervoor zorgen dat een bepaalde techniek niet meer mogelijk is om goed te doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn kenmerken van blessures in dans?

A
  • overbelasting, adaptatie en technisch
  • met name onderste extremiteit en rug
  • door onjuiste training, slechte techniek of omgevingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de rol van een sportpodotherapeut?

A
  • diagnostisch: begrip van toestand aangedane weefsel + oorzaak hiervan
  • diagnostiek uitbesteden en zoeken oorzaak probleem
  • leidend, ondersteunend en coördinerend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de kenmerken van de therapie bij sportpodotherapeuten?

A
  • juiste behandelmethode
  • gehele keten meewegen in behandeldoel
  • sport specifieke omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke typen hamstringblessures onderscheiden we?

A
  • sprint type
  • slow stretch type
  • geforceerde heupflexie en knie extensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe ziet de indeling van hamstringblessures er uit?

A

graad 0: geen afwijkingen MRI

graad 1: verrekking –> wel oedeem, geen afwijkingen aan architectuur

graad 2: inscheuring –> klein beetje verandering spierarchitectuur + oedeem

graad 3: complete ruptuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke trias wordt gevonden bij lichamelijk onderzoek van een acute hamstringblessure?

A

aanspanpijn
drukpijn
rekpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke factoren uit het onderzoek voorspelt de prognose van een hamstringblessure?

A

anamnese:
- mate klachten rondom blessure onset
- inschatting patiënt en dokter

lichamelijk onderzoek:
- inspectie
- bewegingsonderzoek (pijn bij rektest)
- palpatie (grootte pijngebied)

MRI:
- gradatie
- locatie
- weefselbetrokkenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welk advies wordt gegeven bij sporthervatting bij hamstringblessures?

A

geen symptomen bij:
- palpatie
- kracht testen
- volledige ROM
- herhaalde maximale sprints
- herhaalde maximale stretch

volbrengen progressief revalidatieprogramma, inclusief sport-specifieke functionele veldtest

terugkeer in wedstrijd na 3-5 klachtenvrije groepstrainingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn variabelen die een recidief hamstringblessure voorspellen na sporthervatting?

A
  • aantal hamstringblessures in VG
  • verminderde actieve knie-extensie
  • verminderde isometrische knie-flexie kracht
  • lokale gevoeligheid bij palpatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe behandelen we graad 1-2 hamstringblessure?

A
  • opbouwend revalidatieprogramma
  • relevante additionele oefeningen in rompstabiliteit, hamstring krachtoefeningen, en coördinatie/behendigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe delen we crurisfracturen in?

A

via Gustilo en Andersen:
type 1: open fractuur met wond <1 cm lang en schoon
type 2: open fractuur met laceratie >1 cm lang zonder uitgebreide weke delen schade, flappen of avulsies
type 3: open segment fractuur, in te delen in 3 subcategorieën:

A: weke delen bedekking
B: periost stripping
C: arterieel vaatletsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waardoor is een crurisfractuur problematisch?

A
  • kwetsbare arteriële vaatvoorziening tibia
  • compartiment syndroom
  • risico delayed union
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn mogelijke oorzaken van voorvoetklachten?

A
  • trauma
  • inflammatie
  • aangeboren
  • verworven standsafwijking
  • degeneratie
  • infectie
  • overig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke gegevens komen uit de anamnese bij een hallux valgus?

A
  • scheefstand grote teen
  • knok over MTP 1
  • pijn bij smalle schoenen
  • positieve familieanamnese
  • hamertenen (+/-)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke gegevens komen uit de anamnese bij mortons neurinoom?

A
  • doof gevoel tenen
  • pijn bij smalle schoenen
  • tintelingen in de tenen
  • kiezel onder voet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke gegevens komen uit de anamnese bij een stressfractuur in de voet?

A
  • pijn bij smalle schoenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke gegevens komen uit de anamnese bij metatarsalgie?

A
  • pijn onder kopjes metatarsalia
  • scheefstand grote teen (+/-)
  • hamertenen
  • kiezel onder voet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe wordt lichamelijk onderzoek uitgevoerd bij voetklachten?

A

inspectie:
- looppatroon
- inspectie in stand: stand achtervoet, platvoet/holvoet/hubscher/coleman block test, too many toes
- inspectie zittend: kleur/stand/littekens/beharing

palpatie: drukpijn, pulsaties

bewegingstesten:
- enkels
- middenvoet
- tenen
- lengte achillespees

testen:
- Silverskjöld
- neurologische testen
- lokale drukpijn
- asdrukpijn
- stabiliteit
- compressie voorvoet
- sensibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat komt er uit het lichamelijk onderzoek bij hallux valgus?

A
  • bunion over MTP1
  • scheefstand hallux
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat komt er uit het lichamelijk onderzoek bij morton’s neurinoom?

A
  • pijn compressie voorvoet
  • zwelling plantair tussen kopjes metatarsalia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat komt er uit het lichamelijk onderzoek bij een stressfractuur van de voet?

A
  • drukpijn over kopjes metatarsalia
  • asdrukpijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat komt er uit het lichamelijk onderzoek bij metatarsalgie?

A
  • verminderde dikte fatpad voorvoet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

welk aanvullend onderzoek is nuttig bij voorvoetklachten?

A
  • belaste X-voet AP en lateraal
  • skyline opname (eventueel)
  • CT/MRI/echo/botscan/SPECT (vaak niet nodig)
27
Q

wat zijn dingen om op te letten bij het beoordelen van een röntgen van de voorvoet?

A
  • calcaneal pitch –> normaal 18-20 graden, meer = holvoet
  • hallux valgus hoek, intermetatarsale hoek en distale metatarsale hoek –> hallux valgus ja/nee
28
Q

wat zijn behandelopties bij een hallux valgus?

A
  • brede schoen
  • zool met retrocapitale ophoging (+/-)
  • belasting verminderen (+/-)
  • platte schoenen dragen
29
Q

wat zijn behandelopties voor morton’s neurinoom?

A
  • brede schoen
  • zool met retrocapitale ophoging
  • NSAID (+/-)
  • belasting verminderen
  • injectie lido-kenacort
  • platte schoenen
30
Q

wat zijn behandelopties van een stressfractuur in de voorvoet?

A
  • brede schoen (+/-)
  • NSAID (+/-)
  • belasting verminderen
  • gips
  • platte schoen
31
Q

wat zijn de behandelopties van een metatarsalgie?

A
  • zool met retrocapitale ophoging
  • belasting verminderen
  • platte schoenen
32
Q

hoe ziet de operatieve behandeling van morton’s neurinoom er uit?

A
  • neurinoom verwijderen via dorsale of plantaire benadering
  • drukverband aanleggen
  • rust opleggen
33
Q

welke structuren zitten dorso-mediaal in de enkel?

A
  • tibialis posterior
  • flexor digitorum
  • flexor hallucis longus
  • lig. deltoideum
34
Q

welke structuren zitten lateraal in de voet?

A
  • peroneuspezen
  • n. suralis
35
Q

welke structuren zitten anterieur in de enkel?

A
  • extensor digitorum longus
  • tibialis anterior
  • extensor hallucis longus
36
Q

hoe wordt een verkorte achillespees behandeld?

A

gastroc slide: incisie tussen 2 koppen gastrocnemius –> fascieblad tussen 2 koppen wordt doorgenomen

nabehandeling:
- drukverband
- 2 weken onbelast in onderbeengips om knie te strekken

evt m. flexor hallucis longus pees gebruiken om pees te versterken

37
Q

hoe behandelen we een tibialis posterior pees ontsteking?

A

graft van flexor digitorum longum om insufficiëntie weg te halen

38
Q

hoe behandelen we een chronisch compartimentsyndroom?

A
  • fasciotomie van anticusloge
  • opletten dat n. peroneus niet doorgehaald wordt
39
Q

welke criteria zijn nodig om de diagnose patella tendinopathie (jumpers knee) te stellen?

A
  • verdikking pees
  • verhoogde doppler flow
  • minder mooi doorlopende structuren (hyper-echogene zones)

in combinatie met lokale pijn met relatie tot mechanische belasting

40
Q

hoe kan de pijn die een patella tendinopathie geeft opgewekt worden?

A
  • drukken bovenbol, met andere hand op patellapees drukken
  • single leg squat
  • jump squat op 1 been
41
Q

hoe behandelen we een patella tendinopathie?

A

patiënt educatie:
- verwachtingsmanagement
- blessure uitleg
- psychosociale factoren

oefentherapie:
- kracht oefeningen
- progressief programma
- persoonlijk programma

belasting managment

42
Q

op welke volgorde wordt oefentherapie gedaan?

A
  • isometrische oefeningen
  • isotonische oefeningen
  • plyometrische oefeningen
43
Q

wat zijn de functies van de meniscus?

A
  • absorptie en distributie belasting
  • lubricatie
  • stabilisatie
  • propioceptie
  • gewrichtskussen
44
Q

waaruit bestaat meniscus?

A
  • fibrotisch kraakbeen
  • water
  • ECM (collageen 1/2/4 (2 en 4 additief), proteoglycanen)
  • fibroblast achtige cellen
  • chrondrocyten
45
Q

hoe zijn de proteoglycanen en chondrocyten verdeeld in de meniscus?

A

buitenkant/midden meniscus –> dikker en bloedvaten –> collageen type 1

binnenste deel –> avasculair –> chondrocyten en proteoglycanen

46
Q

hoe worden meniscusletsels geclassificeerd?

A
  • longitudinale tear
  • radiale tear
  • horizontale tear
  • bucket handle tear
  • parrot beak tear
  • flap tear
47
Q

wat zijn opties voor behandeling van een meniscusletsel?

A

conservatief:
- rust, NSAID, rehabilitation
- alleen bij degeneratieve tear

operatief:
- gedeeltelijke meniscectomie: als hij niet te repareren is, of als er 2x falen was bij opereren
- meniscusreparatie: perifeer laesie, onderste rand breedte, 1-4 cm lengte of wortelscheur

48
Q

welke meniscus tear is een directe indicatie voor een operatie?

A

bucket handle tear

49
Q

op welke manieren wijkt de musculoskeletale anatomie van kinderen af van die van volwassenen?

A
  • veel kraakbeen
  • aanwezigheid groeischijven
  • dik periost –> verhoogde bloedverziening, osteogenesis, sensibiliteit en stabiliteit
50
Q

welke zones bevat een groeischijf en welke hiervan is het meest gevoelig?

A

van boven naar beneden:
- calcificatiezone
- hypertrofe zone –> meest gevoelig
- proliferatieve zone
- kiemzone

51
Q

wat is een apofyse?

A

een groeischijf waar een pees aan vast zit

52
Q

wat zijn overwegingen om te maken als een kind met mogelijk groeischijfletsel op de spoed komt?

A

groeipotentieel van de groeischijf:
- leeftijd
- geslacht
- locatie (afstand tot groeischijf)
- bewegingsas van aanpalende gewricht

bepalen restgroei:
- duimregel: meiden 14, jongens 16

53
Q

welke typen fracturen onderscheiden we in een pijpbeen?

A
  • bend or bow –> plastische deformiteit
  • buckle –> torus fractuur
  • greenstick fractuur
  • compleet fractuur –> spiraal, oblique, transverse of butterfly
54
Q

welke typen fracturen zitten langs een groeischijf?

A
  • avulsiefractuur
  • compressiefractuur
  • osteochondraal fractuur
55
Q

welke typen fracturen zitten door de groeischijf?

A

SALTER Harris:
1: door de groeischijf (goede prognose)
2: boven groeischijf, door metafyse (meest voorkomend)
3: onder groeischijf –> alle lagen + intra articulair (intra articulaire kan chronisch klachten geven)
4: 2 + 3 samen (anatomische reductie en behouden noodzakelijk)
5: crush fractuur (slechte prognose)

56
Q

wat zijn transitiefracturen?

A

fracturen doordat de persoon in overgang van groei naar groeistop zit –> fractuur halverwege groeischijf in 3 vlakken (triplane)

57
Q

hoe worden SALTER harris fracturen behandeld?

A

1 en 2: (on)bloedige repositie + gips/k-draden/schroef

3 en 4: interne fixatie met repositie

58
Q

wat zijn complicaties van groeischijfletsels?

A

bony bars/premature fusie:
- perifeer –> angulatie in groei, behandelen door excisie
- lineair –> door hele groeischijf, angulatie in groei, behandelen door excisie/uitboren/vastzetten
- centraal –> ernstig, lastig te behandelen

59
Q

hoe kunnen premature fusies nog meer behandeld worden?

A
  • epifyseodese –> percutaan
  • hemi-epifyseodese –> met 8 plate
  • distractie osteogenese –> met ringfixateur/hexapod frame/intramedullaire verlengingspen
  • acute correctie
60
Q

wat is het verschil tussen bandletsel en een avulsiefractuur (= apofyse fractuur)?

A

bij avulsiefractuur is de band niet aangetast, maar de aanhechtingsplek gebroken

61
Q

wanneer heeft men genoeg fysieke activiteit volgens de WAO?

A

kind:
- 1 uur per dag matig intensief bewegen
- 3x per week spier- en botversterkende activiteiten

volwassenen:
- 2,5 uur per week matig intensief bewegen
- 2x per week spier- en botversterkende activiteiten

62
Q

wat zijn gevolgen van obesitas bij kinderen?

A
  • metabool syndroom (obesitas met min 2 van verhoogd triglyceride, verlaagd HDL, hypertensie, verhoogd nuchter glucose)
  • niet-alcoholische leververvetting
  • musculoskeletale problemen (lage rugklachten, enkel- en voetklachten door platvoeten, tibiae varae, afglijden heupkop)
  • psychische problemen
63
Q

wat is het effect van sport en bewegen op chronisch zieke kinderen?

A

een beter uithoudingsvermogen op korte en lange duur, meer spierkracht en meer behendigheid