week 6 hoofdstuk 8 Flashcards

1
Q

hoe reageren kinderen tussen de 1 en 2 jaar op de emotionele stress van anderen

A

door een vorm van comfort te bieden die zij zelf graag ontvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe reageren kinderen vanaf 3 jaar op de emotionele stress van anderen

A

door een vorm van comfort aan te bieden die bij de persoon in kwestie past

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

basisemoties (7)

A
  • blijheid
  • verdriet
  • angst
  • walging
  • boosheid
  • verassing
  • minachting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat beïnvloed affectief-cognitief structuren

A

emotionele informatieverwerking en gedrag, wat ten grondslag ligt aan individuele verschillen in emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat houd het social relations model in van david kenny

A

in hoeverre individuen dezelfde of verschillende reacties van hun omgeving krijgen op emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verschil tussen het actor effect en het partner effect

A

het actor effect is de mate waarin individuen dezelfde emoties uiten naar andere familieleden. Het partnereffect is de mate waarin individuen dezelfde emoties uitlokken bij andere familieleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welk model word gebruikt voor kinderen ipv de big five en wat is het verschil

A

litte six, heeft hetzelfde als big five alleen nog activiteit erbij. Dat houd in fysieke energie en motorische activiteit bij kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarin zal het kopje activiteit bij little six in veranderen tijdens de adolescentie

A

gaat over in extraversie en conscientiousness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bij wat voor negatieve levensgebeurtenissen word neurotisme hoger en zorgvuldigheid (conscientieusheid) en vriendelijkheid lager (bij afhankelijke en onafhankelijke gebeurtenissen)

A

neurotisme word hoger in beide gevallen, zorgvuldigheid en vriendelijkheid nemen af bij afhankelijke gebeurtenissen (waar we aanbijdragen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat voor verandering met de big five gebeurd er met vrouwen en mannen als ze ouder worden

A

vrouwen worden zorgvuldiger, mannen worden opener, beide geslachten worden vriendelijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 hechtingsstijlen gevonden in de strange situation test

A
  • veilig
  • ambivalent (angstig)
  • vermijdend
  • gedesorganiseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bij volwassenen worden de volgende hechtingsstijlen gevonden (3)

A
  • autonome gehechtheid: objectief praten over de kindertijd
  • gepreoccupeerde gehechtheid: praten over het verleden op een onsamenhangende manier en lijken nog steeds van streek door jeugdherinneringen
  • verworpen gehechtheid: tonen weinig emotie en nemen afstand van hun verleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mind-mindedness

A

een ouder ziet het kind als een persoon met eigen wensen, gedachten en bedoelingen. Niet alleen een wezen die verzorgd moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dual threshold anger model in emotieregulatie

A

boosheid heeft alleen positieve consequenties als het de gepastheidsdrempel niet overschrijdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly