week 5 hoofdstuk 4 en 9 Flashcards

1
Q

signaal (overdracht van informatie)

A

communicatief als doel, ratelen van een slang bijvoorbeeld heeft als functie een gevecht vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cue (overdracht van informatie)

A

brengt informatie over zonder doel, het gezoem van een mug is niet bedoeld als informatie voor anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

index (overdracht van informatie)

A

signalen van een individu die iets vertellen over belangrijke kenmerken van het individu, vb: tijgers trekken zich aan een boom op om geur achter te laten en hierdoor krijgt je ook informatie over de grootte van de tijger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

andere vormen van informatie overdracht via non-verbaal gedrag (5)

A
  • emblemen
  • zelfaanpassing: het doel is er niet bekend van (wiebelen met benen)
  • illustratoren: gebaren die het mondelinge verhaal ondersteunen
  • regelaar: gebaren die het gesprek helpen sturen
  • emotionele expressies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

reacties op emotionele uitingen (3)

A
  • wederzijdse emoties: woede roept woede op
  • complementaire emoties: woede triggert angst
  • sympathie en antisympathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

principe van actiegerichte gewoontes (emotionele uiting)

A

uitingen die bijdragen tot adaptieve reacties op kansen en bedreigingen. (tanden ontbloten bij boosheid om dreigend over te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

principe van zenuwontlading (emotionele uiting)

A

uitingen die ontstaan als direct resultaat van fysiologische opwinding van het zenuwstelsel. Deze uitingen hebben geen specifieke functie en zijn vaak reflectief. (bij trots rechtopstaande houding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

principe van oppositie (emotionele uitingen)

A

tegenovergestelde emoties gaan gepaard met tegenovergestelde uitdrukkingen. vb: het trillen van angst en woede als reactie op het aanspannen van de spieren om het lichaam op actie voor te bereiden wat door deze intense emoties wordt getriggerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschil coderingshypothese en decoderingshypothese

A

codering: ervaringen van verschillende emoties worden in elke cultuur geassocieerd met dezelfde uitingen
decodering: leden van verschillende culturen interpreteren emoties op dezelfde manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kritiek op het idee van universele uitdrukkingen (2)

A
  • de vrije respons: mochten zelf niet de naam bedenken voor de emotie.
  • ecologische validiteit: emoties werden getoond door acteurs dus misschien zijn het uitdrukkingen die mensen in het dagelijks leven niet vertonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

intra-individueel effect van schelden

A

maakt stress los en remt agressie. Het kan wel zorgen voor een negatief affect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

interindividueel effect van schelden

A

groepsbinding, overtuigingskracht. Maar zorgt ook voor vijandigheid en verlies van status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

feromonen

A

stoffen die gedrag beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

drie manieren waarop leden van verschillende culturen verschillen in hun emotionele expressie

A
  • intensiteit van uitdrukking emotie
  • specifieke manieren om emoties uit te drukken
  • verschillende manieren van gedrag reguleren volgens specifieke regels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

suggestieve functie van emoties

A

sociale interacties lokken specifieke reacties waarnemers uit. terug lachen naar iemand die lacht naar je

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

emotioneel antecedent en verschilt het bij andere culturen.

A

een gebeurtenis of situatie die een emotie oproept.
meestal worden de dergelijke situatiebeschrijvingen herkent alleen woede is het minst herkend.

17
Q

emotionele herwaardering en verschillen herwaardering tussen culturen

A

een proces waarbij mensen gebeurtenissen evalueren.
Grote overeenkomst in de manier waarop emotionele situaties worden waargenomen

18
Q

toonregels

A

impliciete regels van een cultuur over hoe men zich in bepaalde situaties moet gedragen

19
Q

verschil individualistisch en collectivistisch gedrag tegen in-group relaties

A

individualistisch: mag negatieve gevoelens uiten en minder behoefte om positieve gevoelens te uiten
collectivistisch: negatieve gevoelens onderdrukken en druk opvoeren om positieve gevoelens te uiten

20
Q

verschil individualistisch en collectivistisch gedrag tegen out-group

A

individualistisch: negatieve gevoelens onderdrukken en positieve gevoelens uiten (die ook tegen in-group geuit worden).
collectivistisch: stimuleer het uiten van negatieve gevoelens en onderdrukken van positieve gevoelens

21
Q

verschil tussen evolutionaire en culturele benadering van emoties

A

cultureel denkt dat emotionele uitingen verschillen per cultuur en evolutionaire vind dat emoties universele reacties zijn. De evolutionaire benadering richt zich op hoe emoties bijdragen aan overleving en replicatie en culturele benadering op hoe emoties het sociale leven van een cultuur beïnvloeden

22
Q

hoe worden sociale relaties gevormd volgens filosoof betrand russel

A

door verschillen in macht

23
Q

emotiepolitiek volgens stephanie shields

A

het proces waarbij mensen hun emoties ervaren en uiten op een manier die hun eigen status en die van anderen bepaalt. (mensen uit een lagere klasse kunnen angstiger reageren)

24
Q

infrahumanisering

A

wijst op de neiging van leden van de in-group om dierlijke eigenschappen toe te kennen aan leden van de out-group