Week 6 & 7 - De bestuurswetenschappelijke benadering v/d rechtsstaat Flashcards

1
Q

Hoe wordt de rechtsstaat gezien binnen de bestuurswetenschappelijke hoofdkleur?

A

De rechtsstaat wordt binnen de bestuurswetenschappelijke kleur gezien als een mode of government. Een mode of government is een bepaald patroon van regeren en besturen, namelijk een algemeen en onpartijdig bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe zien we de mode of government terug?

A

Dit zien we in de anatomie (inrichting) en in de fysiologie (informatiestromen binnen organisaties) van het openbaar bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gowder definieert de rechtsstaat aan de hand van drie centrale kenmerken. Welke zijn dit?

A
  1. Geregeldheid. Het bestuur moet zich aan vooraf vastgestelde regels houden.
  2. Publiekheid. Transparantie en verantwoording naar het publiek.
  3. Algemeenheid. Regels en procedures zijn algemeen toepasbaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer de rechtsstaat gezien wordt als een mode of government, dan zijn er specifieke principes welke worden verwacht. Welke principes zijn dit?

A
  1. De bureaucratie. Duidelijk afgebakende bevoegdheden, besluitvorming vindt op een reguliere manier plaats en procedures en processen binnen de organisatie zijn vastgelegd.
  2. Machtenscheiding. Er moet een systeem van checks and balances zijn om te voorkomen dat één partij te veel macht krijgt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Max Weber is een socioloog die het gedrag van mensen probeerde te begrijpen. Wat was voor hem het vertrekpunt?

A

Dit was het zinsgeladen sociaal handelen. Het gedrag van mensen is ingegeven door zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mensen zijn met elkaar verbonden door de betekenissen die zij aan hun acties toekennen. Hoe kunnen we volgens Weber die betekenissen begrijpen?

A

Dit kan volgens Weber door middel van ideaaltypen. Dit zijn gedachteconstructies die helpen om een gedraging te begrijpen. Een mogelijke ideaaltype kan ‘religie’ of ‘bureaucratie’ zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is bureaucratie volgens Weber een uitdrukking van gezag?

A

De bureaucratie is een uitdrukking van legaal, rationeel gezag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke kenmerken heeft bureaucratie volgens Weber?

A
  1. Behörde. De personen met dezelfde taak vormen een bureau, een instantie. Dit is een behörde.
  2. Hiërarchische principes en beroepsinstanties.
  3. Processen op basis van geschreven documenten.
  4. Grondige training. Werknemers worden goed voorbereid op hun functie.
  5. Voltijdse functies. Hierdoor is er een diepere betrokkenheid.
  6. Beheer op basis van algemene regels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer gezag wordt uitgeoefend op basis van grondige training, voltijdse functies, en algemene regels, beschrijft Weber dit als rationaal legaal gezag. Welke andere vormen van gezag contrasteert Weber met rationeel legaal gezag?

A
  1. Charismatisch gezag. Gezag op basis van persoonlijke aantrekkingskracht.
  2. Traditioneel gezag. Gezag gebaseerd op gevestigde tradities.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke ontwikkeling zag Weber op het gebied van gezag?

A

Weber zag een ontwikkeling van charismatisch gezag naar rationeel legaal gezag. Dit kan doordat mensen zich distantieerden van bijgeloof en emotionele motieven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In bureaucratisch-legalistische organisaties ontstaan volgens Sitkin en Bies vier paradoxen naarmate de organisatie meer op regels leunt. Welke zijn dit?

A
  1. Machtsparadox. Regels zijn bedoeld om minder machtige partijen te beschermen, en worden uiteindelijk gebruikt om de controle van machtige partijen te versterken.
  2. Rationaliteitsparadox. Regels die bevoegdheden legitimeren, kunnen op den duur de legitimiteit van deze bevoegdheden ondermijnen, omdat gedetailleerde regels het werk belemmeren.
  3. Formaliseringsparadox. In beginsel versterken formele procedures de betrouwbaarheid. Naarmate ze complexer worden ontstaat er vijandigheid, hetgeen de organisatie minder betrouwbaar maakt.
  4. Rechtvaardigingsparadox. Strikte naleving versterkt procedurele rechtvaardigheid, maar kan sociale rechtvaardigheid ondermijnen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als je de machtenscheiding strikt interpreteert, kom
je bij de machtenscheidingsdoctrine. Volgens deze doctrine dienen vier belangrijke kenmerken te worden nageleefd. Wat zijn deze?

A
  1. Er moet een scheiding aangebracht worden tussen de drie machten.
  2. De machten worden toegewezen aan afzonderlijke organen.
  3. De machten worden in personele sfeer van elkaar gescheiden. Je kunt niet tegelijkertijd lid zijn van meer dan één orgaan.
  4. De machten moeten volledig los van elkaar staan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is de machtenscheiding nooit zo strikt geïmplementeerd als volgens de strikte interpretatie van de machtenscheidingsdoctrine?

A

Als de verschillende machten zich niet met elkaar bezighouden, is er geen sprake van controle (checks and balances). Hierom dient de machtenscheiding te worden herzien van een negatieve benadering, waarin de machten zich niet met elkaar mogen bemoeien, naar een positieve benadering, waarin samenwerking en controle tussen de machten centraal staat. Een goed machtsevenwicht is cruciaal voor het functioneren van een rechtsstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grosso modo zijn er twee kernprocessen binnen bestuurlijke organisaties. Welke zijn dit?

A
  1. Beleid maken
  2. Beleid uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer komt beleid tot stand volgens Snellen?

A

Volgens Snellen is er pas sprake van beleid wanneer het:
1. Politiek rationeel (draagt bij aan instandhouding of vestiging van politieke macht);
2. Juridisch rationeel (voldoet aan juridische eisen zoals legaliteit, rechtszekerheid en duidelijkheid);
3. Economisch rationeel (efficiënte manier om met schaarse middelen om te gaan);
4. Technisch-wetenschappelijk rationeel (het moet effectief zijn en gebaseerd op wetenschappelijke inzichten)
is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn domeinconflicten?

A

Snellen wijst op de spanningen welke ontstaan tussen de verschillende rationaliteiten. Het kan namelijk zijn dat beleid juridisch rationeel is, maar niet economisch rationeel.

17
Q

Hoe benaderen Rosenbloom en Kravchuk beleid en besluitvorming?

A

Zij zien binnen beleid en besluitvorming het volgende:
1. Managerial dimensie. Legt de nadruk op effectiviteit en efficiëntie.
2. Politieke dimensie. Nadruk op politieke logica en waarden.
3. Juridische dimensie. Nadruk op de toepassing en handhaving van het recht.

18
Q

Welke spanning bestaat er volgens Rosenbloom en Kravchuk tussen de politieke dimensie en de managerial dimensie van beleid en besluitvorming?

A

Binnen de politieke dimensie ligt de focus op het optimaliseren van politieke waarden. Dit kan leiden tot langere besluitvormingsprocessen, hetgeen haaks staat op de managerial dimensie.

19
Q

Waar je verwacht dat uitvoering van de regels conform deze regels is, blijkt uit empirisch onderzoek dat er een kloof is tussen de wetgeving zoals die op papier staat (law of the books) en de wijze waarop die wordt toegepast (law in action). Welke conclusies konden onderzoekers trekken n.a.v. onderzoek op dit gebied?

A
  1. Schaarste, discreties en keuzes. Bij uitvoerders is altijd schaarste in middelen zoals personeel en geld, waardoor zij keuzes moeten maken in de werkzaamheden.
  2. Hierdoor ontwikkelen uitvoerders overlevingsstrategieën. Zij moeten oplossingen zoeken om hun taken toe te passen.
  3. Strategisch gedrag. Uitvoerders ontwikkelen routines. Dit komt voort uit de noodzaak om efficiënt met beperkte middelen om te gaan.
  4. Professionele culturen. Uitvoerders nemen beslissingen in een bepaalde culturele context die de normen en waarden binnen hun organisatie weerspiegelt.
20
Q

Bakker en Van Waarden hebben onderzoek gedaan naar de stijlen van verschillende landen met betrekking tot regulering. Tot welke conclusies zijn zij gekomen bij de landen Engeland, de VS, Duitsland en Nederland?

A
  1. De VS: extreem legalisme. Procedures worden strikt nageleefd.
  2. Engeland: informeel pragmatisme. Hier is meer ruimte voor flexibiliteit.
  3. Duitsland: gematigd legalisme. Probeert een balans te vinden tussen het volgen van regels en pragmatisme.
  4. Nederland: pragmatisch consensualisme. Ruimte voor onderhandeling en samenwerking tussen betrokken partijen.
21
Q

Posner en Van de Bunt komen tot de conclusie dat ook in de rechterlijke macht een kloof is tussen law in the books en law in action. Hoe komt dit?

A

Rechters houden rekening met de feitelijke situatie.

22
Q

W. Wieringa
“De rolinvulling van overheidsjuristen: een empirische studie naar de manier waarop overheidsjuristen hun professionele rol invullen.”

De studie van Wieringa identificeert drie benaderingen om de juiste invulling van de rol van de overheidsjuristen te beschrijven. Welke zijn dit?

A
  1. Professionele identiteitsbenadering. Beschrijft de rol aan de hand van de mate waarin hun professionele identiteit naar boven komt.
  2. Rechtstoepassingsbenadering. Beschrijft hun rol aan de hand van hoe zij het recht toepassen.
  3. Belangbenadering. Beschrijft de rol aan de hand van de belangen waarvoor ze opkomen.
23
Q

W. Wieringa
“De rolinvulling van overheidsjuristen: een empirische studie naar de manier waarop overheidsjuristen hun professionele rol invullen.”

Hoe definieert deze studie de rol van de overheidsjurist en in welke kernelementen valt deze uiteen?

A
  1. Professioneel handelen. Omvat de waarneembare acties die overheidsjuristen acties ondernemen bij het uitvoeren van hun taken.
  2. Binnen een zelf gedefinieerde werksituatie. Verwijst naar de combinatie van aannames die een overheidsjurist maakt over wensen, belangen en mogelijkheden binnen de organisatie.
  3. In lijn met een gekozen beroepsopvatting. Verwijst naar hoe overheidsjuristen hun rol of taken zien in een specifieke situatie.
24
Q

W. Wieringa
“De rolinvulling van overheidsjuristen: een empirische studie naar de manier waarop overheidsjuristen hun professionele rol invullen.”

Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat er dynamische verbindingen zijn tussen de drie kernelementen van de rol van de overheidsjurist. Wat zijn deze verbindingen?

A
  1. Relatie gedefinieerde werksituatie en professioneel handelen. Overheidsjuristen passen hun handelen aan op basis van aannames over wensen en belangen in de organisatie. Hun handelen heeft vervolgens weer invloed op de werksituatie.
  2. Relatie gedefinieerde werksituatie en gekozen beroepsopvatting. De gekozen beroepsopvatting wordt beïnvloed door eerdere ervaringen.
  3. Relatie gekozen beroepsopvatting en professioneel handelen. Het handelen wordt bepaald door welke professionele acties zij geschikt achten volgens hun gekozen beroepsopvatting.
25
Q

W. Wieringa
“De rolinvulling van overheidsjuristen: een empirische studie naar de manier waarop overheidsjuristen hun professionele rol invullen.”

Uit het onderzoek volgen vier ideaaltypische invullingen van de rol van de overheidsjurist. Welke zijn dit?

A
  1. Bijdragen aan een bredere opgave. Hechten veel waarde aan realiseren maatschappelijke opgaven, minder aandacht voor individuele burger.
  2. Beïnvloeden van beleids- en besluitvorming. Gaat om het maximeren van juridische acceptabiliteit, niet per sé kwaliteit.
  3. Laveren tussen rechter en bestuur. Gaat om behouden van consistentie tussen overheidsacties en rechtelijke beoordelingen.
  4. Maximeren juridische kwaliteit. Focus op maximaliseren van juridische kwaliteit en rekening houden met rechtsstatelijke waarden.
26
Q

W. Wieringa
“De rolinvulling van overheidsjuristen: een empirische studie naar de manier waarop overheidsjuristen hun professionele rol invullen.”

Uit het onderzoek volgen drie verklarende patronen voor de rolinvulling van overheidsjuristen. Welke zijn dit?

A
  1. Overeenstemming over belang juridische kwaliteit en speelruimte. Ze zijn het eens dat er voldoende speelruimte geboden wordt om de nodige juridische kwaliteit te bieden.
  2. Hoe meer ervaring, hoe meer taken. Eerst maximeren juridische kwaliteit, later ook beïnvloeden beleids- en besluitvorming.
  3. Effect van een gereguleerde rolinvulling. Specifieke groepen overheidsjuristen, zoals bezwaarmedewerkers, werken binnen een sterk geruguleerd gebied. Hierom is voor hen minder speelruimte.