Week 6 Flashcards

1
Q

Reële activiteiten

A

Dit zijn de operationele activiteiten (hoe het bedrijf werkt) en investeringsactiviteiten (investeren in spullen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Financiële transacties

A

Dit zijn de financiële bewegingen zoals leningen en investeringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Actieve financiering

A

Het bepalen van de activa (bezittingen) die gefinancierd moeten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Passieve financiering

A

Het type vermogen dat gebruikt wordt (eigen of vreemd vermogen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Partiële financiering

A

Dit kijkt naar specifieke activa en hoe deze gefinancierd worden (bijvoorbeeld een gebouw dat met een lening is gekocht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Totale financiering

A

Dit kijkt naar het totaal van de vermogensbehoefte, ongeacht individuele activa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Reserves
    Wat zijn reserves?
A

Reserves zijn het deel van het eigen vermogen dat boven het aandelenkapitaal ligt. Ze kunnen ontstaan uit verschillende bronnen en zijn onder te verdelen in twee categorieën:

  1. Ontstaansoorzaken: Dit zijn de redenen waarom reserves zijn opgebouwd, zoals winst van voorgaande jaren of herwaarderingen van activa.
  2. Uitkeerbaarheid: Dit betreft of de reserves wel of niet kunnen worden uitgekeerd aan aandeelhouders.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Belang van reserves:

A

Reserves zijn belangrijk voor de financiële stabiliteit van een onderneming. Ze kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden voor investeringen, of als buffer in slechte tijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Winstreserve

A
  • Wat is het?: Dit is een reserve waar alle niet-uitgekeerde winsten uit het verleden in zijn opgenomen, na aftrek van eventuele verliezen.
  • Functie: Het dient als een buffer voor toekomstige verliezen en kan ook worden omgezet in aandelenkapitaal. Dit betekent dat er nieuwe aandelen kunnen worden uitgegeven aan aandeelhouders in plaats van dividend uit te keren.
  • Dividenden: Zelfs in een verliesjaar kan dividend worden uitgekeerd uit deze reserve, mits de regels voor kapitaalbescherming worden gevolgd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Agioreserve

A
  • Wat is het?: Dit is het bedrag dat aandeelhouders bovenop de nominale waarde van de aandelen hebben gestort. Wanneer nieuwe aandelen worden uitgegeven, betalen nieuwe aandeelhouders meestal een premie (agio) boven de nominale waarde.
  • Waarom?: Dit komt doordat nieuwe aandeelhouders dezelfde rechten krijgen als bestaande aandeelhouders. De bestaande aandeelhouders moeten worden gecompenseerd voor hun investering.
  • Emissiekoers: Bij het uitgeven van nieuwe aandelen kan de emissiekoers (de prijs van de aandelen) worden gebaseerd op de boekwaarde of de marktwaarde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Herwaarderingsreserve

A
  • Wat is het?: Deze reserve ontstaat wanneer een bedrijf de waarde van zijn bezittingen verhoogt (bijvoorbeeld door herwaardering). De stijging van de waarde wordt in deze reserve vastgelegd.
  • Effect: Dit laat zien dat de waarde van de activa op de balans is gestegen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er bij dividenduitkering?

A

Wanneer een bedrijf dividend uitkeert, daalt het eigen vermogen en de kas. Er zijn wettelijke beperkingen voor het uitkeren van dividenden, met name op bepaalde reserves, die bekend staan als “wettelijke reserves.” Deze reserves zijn niet uitkeerbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wettelijke reserves

A

Deze ontstaan bijvoorbeeld door ongerealiseerde herwaarderingen, ingehouden winsten of het activeren van bepaalde immateriële activa. Ze dienen ter bescherming van kleine schuldeisers, zodat het bedrijf voldoende vermogen behoudt, zelfs als er geen winst wordt gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leningen op Korte Termijn

A
  • Wat zijn korte termijnleningen?: Dit zijn schulden die binnen een jaar moeten worden terugbetaald.
  • Voorbeelden van korte termijnleningen:
    ○ Rekening-courant krediet: Een flexibele betaalrekening waarmee een onderneming tot een bepaald bedrag rood kan staan.
    ○ Crediteuren: Schulden aan leveranciers voor inkopen op rekening.
    ○ Belastingen: Te betalen belastingen zoals vennootschapsbelasting.
    ○ Dividend: Geld dat moet worden uitgekeerd aan aandeelhouders.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Flexibiliteit

A

Dit verwijst naar de mogelijkheid van een onderneming om haar vermogen aan te passen aan haar behoeften. Er zijn twee soorten flexibiliteit:

○ Opwaartse flexibiliteit: Mogelijkheid om extra vermogen aan te trekken.

○ Neerwaartse flexibiliteit: Mogelijkheid om overtollig vermogen af te stoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Solvabiliteitsratio’s

A
  • Definitie: De mate waarin een bedrijf op lange termijn haar schulden kan betalen.
  • Belang voor geldschieters: Schuldeisers houden de solvabiliteit in de gaten om te bepalen of zij hun vorderingen terug kunnen krijgen.
  • Berekening: De solvabiliteitsratio wordt berekend als volgt:
    Solvabiliteitsratio = (Eigen vermogen: Totaal vermogen) × 100%
  • Normen: Er is geen vaste norm, maar voor risicovollere bedrijven is een hogere solvabiliteitsratio beter. Gemiddeld ligt de solvabiliteit van grote Nederlandse bedrijven tussen de 25% en 40%.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Liquiditeitsratio’s

A
  • Definitie: De mate waarin een onderneming haar kortlopende schulden kan betalen.
  • Belang van liquiditeit: Het is essentieel voor de dagelijkse bedrijfsvoering om ervoor te zorgen dat de onderneming haar verplichtingen kan nakomen.
  • Liquiditeitsratio’s:
    ○ Current Ratio: Verhouding tussen vlottende activa (zoals voorraden en debiteuren) en kort vreemd vermogen (korte termijn schulden).
    Current Ratio = Vlottende activa : Kort vreemd vermogen

○ Quick Ratio: Verhouding tussen vlottende activa minus voorraden en kort vreemd vermogen. Dit geeft een striktere beoordeling van liquiditeit.
Quick Ratio = (Vlottende activa - Voorraden) : Kort vreemd vermogen

  • Een current ratio van minimaal 2 is vaak gewenst.
  • Een quick ratio van minimaal 1 wordt ook vaak als gezond gezien.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Netto Werkkapitaal

A
  • Dit is het verschil tussen vlottende activa en vlottende passiva. Het geeft aan hoeveel middelen beschikbaar zijn om kortlopende verplichtingen te dekken.
  • Netto werkkapitaal = Vlottende activa − Vlottende passiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is rentabiliteit?

A

Rentabiliteit gaat over de winstgevendheid van een onderneming. Het laat zien hoeveel inkomen (winst) een bedrijf genereert met het vermogen dat erin geïnvesteerd is. Met andere woorden, het geeft aan hoeveel “rendement” een bedrijf haalt uit het geld dat erin wordt gestopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Rentabiliteit van het totale vermogen (RTV)

A

Formule:
RTV = Winst + Rentekosten : Gemiddeld totaal vermogen × 100%

  • Winst: De winst die het bedrijf maakt.
  • Rentekosten: Dit is de rente die betaald wordt over het vreemd vermogen (leningen).
  • Gemiddeld totaal vermogen: Dit is het gemiddelde van het tot
  • Gemiddeld totaal vermogen: Dit is het gemiddelde van het totale vermogen aan het begin en eind van de periode.

Wat betekent dit?
Een rentabiliteit van 11% betekent dat elke € 100 die in het bedrijf is geïnvesteerd, € 11 aan winst en rente oplevert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Rentabiliteit van het eigen vermogen (REV)

A

Wat betekent het?
De REV laat zien hoeveel winst er wordt verdiend met het eigen vermogen van het bedrijf. Dit is interessant voor de aandeelhouders, omdat het hun rendement op de investering weergeeft.

Formule:
REV = Winst : Gemiddeld eigen vermogen × 100%
* Winst: De winst die het bedrijf maakt.
* Gemiddeld eigen vermogen: Dit is het gemiddelde van het eigen vermogen aan het begin en eind van de periode.

Wat betekent dit?
Een rentabiliteit van 14% betekent dat voor elke € 100 eigen vermogen er een winst is van € 14.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Interestvoet van het vreemd vermogen (IVV)

A

Wat betekent het?
De IVV laat zien hoeveel rente het bedrijf betaalt over het vreemd vermogen (geleend geld). Dit is belangrijk om te weten of de lening last niet te hoog is.

Formule:
IVV = Rentekosten : Gemiddeld vreemd vermogen × 100%

  • Rentekosten: De rente die het bedrijf betaalt op de leningen.
  • Gemiddeld vreemd vermogen: Dit is het gemiddelde van het vreemd vermogen aan het begin en eind van de periode.

Wat betekent dit?
Een interestvoet van 9% betekent dat het bedrijf gemiddeld 9% rente betaalt over elke € 100 die het heeft geleend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer is het geschikter om de current ratio te gebruiken?

A

Als je de voorraden snel verkoopt is het geschikter om de current ratio te gebruiken, want hier worden voorraden meegerekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Solvabiliteit: hoe meer eigen vermogen, hoe minder schulden, hoe groter de kans dat je aan de betalingsverplichtingen kunt voldoen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Kan het eigen vermogen door het afboeken van verliezen lager worden dan het wettelijk vereiste minimum eigen vermogen?

A

Ja, het kan zelfs negatief zijn. Door verliezen kan het EV onder het wettelijk minimum uitkomen, omdat je als je verlies lijdt afboekt van het EV (maar niet door het uitdelen van winst).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom komen er geen voorraden voor op deze balans?

A

Triviaal: alles verkocht. Dienstverlenend bedrijf (geen fysieke voorraad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarom zouden er geen debiteuren kunnen zijn op de balans?

A

alle debiteuren hebben betaald, of er wordt alleen verkocht tegen contante betaling, of de debiteuren worden verkocht aan een dochtermaatschappij

28
Q

Noem voorbeelden van Vreemd vermogen op LT en vreemd vermogen op KT.

A

Vreemd vermogen LT: obligatielening, hypothecaire lening

Vreemd vermogen KT: rekening-courant krediet, crediteuren, belastingen, dividend, crediteuren

29
Q

Noem voorbeelden van immateriële vaste activa.

A

art. 2:365 lid 1 BW:

Onder de immateriële vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:

a. kosten die verband houden met de oprichting en met de uitgifte van aandelen;

b. kosten van ontwikkeling;

c. kosten van verwerving ter zake van concessies, vergunningen en rechten van intellectuele eigendom;

d. kosten van goodwill die van derden is verkregen;

e. vooruitbetalingen op immateriële vaste activa.

30
Q

Waar kan de andere wettelijke reserve betrekking op hebben?

A

art. 2:373.2 BW (art. 2: 365.2)

Is het geplaatste kapitaal niet volgestort, dan wordt in plaats daarvan het gestorte kapitaal vermeld of, indien stortingen zijn uitgeschreven, het gestorte en opgevraagde kapitaal. Het geplaatste kapitaal wordt in deze gevallen vermeld.

Voor zover de rechtspersoon de kosten, vermeld in de onderdelen a en b van lid 1, activeert, moet hij deze toelichten en moet hij ter hoogte daarvan een reserve aanhouden.

31
Q

Welke waarderingsgrondslag wordt gehanteerd voor de machines, gebouwen en de voorraden?

A

Machine: vervangingswaarde,

Overig: verkrijgings/vervaardingsprijs

32
Q

Hoeveel dividend mag een Nv en BV uitkeren?

A

NV alleen de agioreserve, BV mag ook het aandelenkapitaal (moet je wel kijken of je voldoet aan balans en uitkeringstest)

33
Q

Noem een aantal oorzaken dat tot een verslechtering van de liquiditeit en solvabiliteit kan leiden

A

Liquiditeit: lagere verkopen, dividenduitkeringen, investeringen, aflossingen

Solvabiliteit: extra leningen, verliezen, dividenduitkeringen

34
Q

Noem 3 manieren waarop een onderneming de liquiditeit- en de solvabiliteitsratio kan verbeteren.

A
  • Verkopen vaste activa
  • Aantrekken lange termijn lening
  • Emissie aandelenkapitaal
  • Hoge operationele kasstroom
  • Als de onderneming crediteuren betaalt; er verdwijnt schuld
  • Emissie aandelenkapitaal
  • Aflossen schulden
    Beperken dividend
35
Q

Waarom staat in art 2: 362.1 BW bij het aangeven dat de jaarrekening “alsmede voor zover de aard van de jaarrekening dat toelaat…” inzicht moet geven in de liquiditeit en de solvabiliteit?

A

De statische liquiditeit is gebaseerd op het verleden (zowel de balans als kasstroom). De solvabiliteit is eveneens gebaseerd op het verleden en “zegt niet alles” over de liquidatiewaarde van de bezittingen (en de waardecreatie in de toekomst)

36
Q

Welke additionele gegevens kunnen in ogenschouw worden genomen bij een beoordeling van de liquiditeit en de solvabiliteit (of meer algemeen de kredietwaardigheid van een onderneming)?

A

In algemene zin: kan een onderneming waarde creëren waaruit kasstromen voortvloeien die voldoende zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen (het kasgenererend vermogen). Kwaliteit, management, goede governance risicomanagement, ontwikkelingen in de markt, intensiteit van de concurrentie en marktpositie enz.

37
Q

Waarom worden bepalingen over de solvabiliteit en de liquiditeit als convenanten opgenomen in leenovereenkomsten?

A

Kredietverstrekkers willen daarmee hun risico beperken. Andere voorwaarden zijn, maximaal dividend, maximale investeringen, maximaal nieuw aan te trekken schuld. Meestal opgenomen bij lange termijn vermogen, als onderneming convenant doorbreekt wordt lening opeisbaar

38
Q

Welke rol spelen deze ratio’s in de balanstest en de uitkeringstest van BV’s?

A

De balanstest is gericht op het in stand houden van het EV - dus een bepaalde solvabiliteit

Bij de uitkeringstest (bij een BV) is een liquidatierisico een belangrijke maatstaf om te beoordelen of een onderneming aan haar opeisbare verplichtingen kan voldoen

39
Q

Noem twee redenen waarom een goede solvabiliteit positief is voor vreemd vermogensverschaffers.

A

Enerzijds minder risico op faillissement, anderzijds een hogere dekkingswaarde van het bezit (tegen going waarde) ten opzichte van de schuld

40
Q

Welke rol speelt de rentabiliteit in de beoordeling van de kredietwaardigheid?

A

De rentabiliteit is een prestatiemaatstaf die laat zien of een onderneming waarde of rendement heeft gecreëerd. Enerzijds ligt waardecreatie aan de basis van toekomstige kasstromen, anderzijds kan een onderneming bij waardecreatie makkelijker nieuw vermogen aantrekken,

41
Q

Welke aspecten spelen een rol bij het bepalen of een solvabiliteitsratio voor een onderneming voldoende is?

A

Bijvoorbeeld het (operationele) risico van de onderneming, en de liquidatiewaarde van de activa.Een onderneming met een relatief hoger operationeel risico zal veelal streven naar een relatief hoge solvabiliteitzodat hetoperationele risico voor een deel wordt opgevangen. Indien een onderneming relatief veel immateriële activa bezit, zal er bij liquidatie een groot waardeverlies optreden. Door te streven naar een relatief hoge solvabiliteit kan de kans dat liquidatiezich voordoetmet de daarbij optredende kapitaalvernietiging, worden verminderd

42
Q

Welke indelingen bestaan er in de financiering?

A

De indeling inactieve en passievefinanciering (investering=financiering); totale en partiëlefinanciering (wijze van financiering:in totaal of per individueel actief, sommige debet-en creditposten zijn sterk met elkaar verbonden zoals een pand en een hypothecaire lening, of voorraden en crediteuren) en externe en internefinanciering (financieren met vermogen dat extern–via aandeelhouders of vreemd vermogensverschaffers -is aangetrokken of dat intern –door een positieve operationele kasstroom -is gecreëerd).

43
Q

Wat is het kenmerkende verschil tussen een juwelier en een groothandel bij de bepaling van de liquiditeit?

A

Bij een juwelier wordt de voorraad relatief traag verkocht, bij een groothandel relatief snel. Bij de beoordeling van de liquiditeit –de mate waarin een onderneming aan haar korte termijn verplichtingen kan voldoen –van een juwelier is het verstandig de voorraden buiten beschouwing te laten. Bij een groothandel wordende voorradenrelatief snel in kas omgezet, zodat deze wel een rol spelen in de beoordeling van de liquiditeit. Een juwelier kan het beste worden beoordeeld via de quick ratio(dat wil zeggen exclusief de voorraden), een groothandel via de current ratio

44
Q

In hoeverre hebben ondernemingen een voorkeur voor interne in plaats van externe financiering? Is deze voorkeur terecht op basis van “het economisch principe”?

A

Intern vermogen -verkregen door een positieve operationele kasstroom -is in een goedlopend bedrijf makkelijker te verkrijgen dan extern vermogen. Economisch gezien maakt de herkomst van het vermogen echter niet uit. Over het intern verkregen vermogen (de positieve operationele kasstroom die niet aan aandeelhouders wordt uitgekeerd) dienen ook opportunity kosten te worden ingecalculeerdomdat aandeelhouders de opbrengst missen van de belegging van dit vermogen in alternatieve aanwendinge

45
Q

Leg het verschil en de relatie tussen winst en waardecreatie uit.

A

Tussen winst en gecreëerde (markt)waarde bestaat een moeizame relatie.Winst isgebaseerd op feiten in het verleden, waarde op verwachtingen over de toekomst. In een perfecte situatie zijn de toekomstigewinsten al in de prijs van een productiefactor opgenomen. Waarde loopt als het ware vooruit op toekomstige winsten(zoals in casus 3 vanweek 5, boekwaarde versus marktwaarde balans wordt getoond;de toekomstige winsten zijn al in de waarde van de machine opgenomen). Nadien is er –bij ongewijzigde omstandigheden -in een dergelijke situatie geen winst meer te behalen. Winst is alleen mogelijk indien dit nog niet in de waarde is “ingeprijsd”. Winst impliceertdat er iets van waarde bestaat waaruit die winst voortvloeit, maar het is niet mogelijk aan te geven wat dat specifieke is, en hoe hoog de waarde daarvan is

46
Q

Leg het verschil en de relatie tussen winst en kasmutatie uit.

A

Winst is het verschil tussen opbrengsten en kosten, de kasmutatie is het verschil tussen ontvangsten en uitgaven. Opbrengsten en kosten staan vermeld op de winst-en verliesrekening, ontvangsten en uitgaven op het kasstroomoverzicht. De verschillen kunnen worden getypeerd door de hoofdindeling van de winst-en verliesrekening te vergelijken met de hoofdindeling van het kasstroomoverzicht. De met de operationele activiteiten samenhangende fysieke en financiëlestromen wijken van elkaar af omdat uitgaven betrekking hebben op de aanschaf, en de kosten opde opofferingen van bezittingen. Bij de investeringen doen zich nog grotere verschillen voor omdat deze gedurende een lange periode worden verbruikt. Daarnaast bestaan er financiële stromen die onafhankelijk zijn van de operationele en investeringsactiviteiten; de stromen tussen de onderneming en de kapitaalmarkt: aantrekken en aflossen van vermogen en stortingen en onttrekkingen(die voorkomen op de financieringskasstroom).Dergelijke stromen komen nooit voor op de winst-en verliesrekening (met uitzondering van de rentekosten)

47
Q

Noem een aantal bezwaren van ratio-analyse

A

Ratio’s zijn manipuleerbaar en zijn slechts een momentopname. Bovendien is het optimum niet eenvoudig aan te geven. Ditis afhankelijk van deuniekekarakteristieken van eenonderneming. Slechts vergelijking van ratio’s in de tijd of met die van andere ondernemingen kan indicaties geven over de financiële positie en/of resultaat van een onderneming(en daarmee de kredietwaardigheid).Maar deze tendens zegt niets over de achterliggende oorzaken ervan.Een (neerwaartse) trend is een signaal om onderzoek te doen naar de redenen van de daling

48
Q

Welke reserves kunnen op een balans voorkomen?

A

Reserves kunnen worden ingedeeld naar ontstaansoorzaak (winstreserve (ook aangeduid met algemene reserve), agioreserve en herwaarderingsreserve) en de mogelijke uitkeerbaarheidervan: de wettelijke reserve en de vrije reserve. Een wettelijke reserve (bijvoorbeeld de herwaarderingsreserve) mag niet worden uitgekeerd (zie art 2: 105.2 BW).Een reserve heeft niets met kasgeld van doen

49
Q

Wat houden voorzieningen in?

A

Voorzieningenop de balans brengen tot uitdrukking dat er risico’s en verplichtingen bestaan die in de toekomst kunnen leiden tot uitgaven. De omvang,het tijdstipen de specifieke persoon waaraan die betaling moet worden gedaanzijn onbekend. Eenvoorziening is een geschatte verplichting. Het voorzichtigheidsbeginsel ligt hieraan ten grondslag.Een voorziening is geen schuld, maar is te beschouwen als een voorwaardelijke verplichting en maakt deel uit van het vreemdvermogen. Het is geen “apart geldpotje”.Bij het vormen van een voorziening (of het toevoegen van een bedrag aan de voorziening) stijgt het vreemd vermogen, het bezit blijft gelijk. De vorming of toevoeging aan een voorziening gaat gepaard met een daling 3van het eigen vermogen; dit betekent dat er kosten zijn ontstaan. Passiveren van een post (het aan de creditkant bijboeken vanextra vreemd vermogen) “trekt toekomstige kosten naar het heden”. Indien in de toekomst uitkeringen (aanwending van voorziening) worden gedaan daalt de kas en daalt de voorziening; het eigenvermogen verandert dan niet (dat is al gebeurd bij de vorming van de voorziening). Bij een voorziening gaat het kostenmoment vooraf aanhet uitgavenmoment.

50
Q

Wat zijn de verschillen tussen voorzieningen en reserves?

A

Een voorziening wordt gevormd ten laste van het resultaat -het iseen kostenposten speelt een rol bij de winstbepaling.Winstreserves worden gevormd door de winst niet uit te keren -het isgeen kostenposten speelt pas een rol bij de winstbestemming. Voorzieningenbehoren tot het vreemd vermogen, reserves tot het eigen vermogen. Voorzieningen vormen een buffer voor specifieke risico’s, reserves vormeneen buffer voor het algemene (ondernemings)risico; het lijdenvan verlies

51
Q

Wat zijn de functies van het eigen vermogen?

A

Het eigen vermogen dient (evenals het vreemd vermogen) voor de financiering van de investeringen. Daarnaast vervult het een buffer-en garantiefunctie. Verliezen kunnen op het eigen vermogen in mindering worden gebracht. Dit is mogelijk omdat het eigen vermogen niet hoeft te worden terugbetaald; het is permanent vermogen. Bovendienkrijgen de eigenaren geen vaste rentevergoeding, maar een vergoeding die veelal afhankelijk is van de gerealiseerde winst van een onderneming.Eigen vermogen is risicodragend vermogen.

52
Q

Noem verschillende categorieën schuld.

A

Classificatie naar looptijd,rentedragend versus niet rentedragend, preferent versus concurrent, publiek versus onderhands

53
Q

Is een onderneming met een negatief eigen vermogen failliet?

A

Nee, een onderneming is pas failliet als zij is opgehouden haar schulden te betalen. Als er nog voldoende liquide middelen zijn,kan de onderneminghet faillissement op zijn minst uitstellen.Soms wordt een onderneming met een negatief eigen vermogen aangeduid als“technisch failliet

54
Q

Noem een voordeel en een nadeel van financieren met eigen vermogen.

A

Voordeel: lager (financieel) risicodoor minder vaste rente-en aflossingsverplichtingen.Een nadeel is dat dividend uitkeringen –in tegenstelling tot rente uitkeringen –niet aftrekbaar zijn voor de vennootschapsbelasting

55
Q

Waarom moet een onderneming niet streven naar de maximale liquiditeit of solvabiliteit?

A

De maximale liquiditeit kan betekenendat een onderneming veel te veel liquide middelen aanhoudt. Liquide middelen creëren nauwelijks waarde en rendement. Een onderneming moet ondernemen, waarde en rendement creëren. De maximale solvabiliteit betekent dat een onderneming onvoldoende gebruik maakt van de voordelen van het vreemd vermogen

56
Q

Kan/mag een BV/NV dividend uitkeren indien zij verlies heeft geleden?

A

Ja, dat mag/kan. Een NV dient te beschikken over vrij vermogen(winstreserve en agioreserve); een BV over aandelenkapitaal, agioreserve en winstreserve, maar daarnaast moet zij een uitkeringstoets uitvoeren. De uitkomst daarvan is niet (alleen) afhankelijk van een geleden verlies

57
Q

Wanneer kan de marktwaarde van een lening afwijken van de boekwaarde of nominale waarde van een lening?

A

Er zijn twee oorzaken: het risico van de lening en de marktrente. Als het risico van een lening stijgt, zal de marktwaarde dalen. Als het risico (weer) daalt zal de marktwaarde van de lening stijgen. Als de lening 100% zeker is zal de marktwaarde er van (afgezien van de gevolgen van de rente) gelijk zijn aan de nominale waarde. Vanuit het risico bezien zal een obligatie nooit boven de nominale waarde uitstijgen. Als de rente stijgt, daalt de marktwaarde van een lening. Als de rente daalt, stijgt de marktwaarde. De marktwaarde kan boven de nominale waarde uitstijgen

58
Q

Wanneer kan de marktwaarde van het eigen vermogen afwijken van de boekwaarde van het eigen vermogen?

A

De boekwaarde van het eigen vermogen is gebaseerd op feiten uit het verleden. De marktwaarde van het eigen vermogen is gebaseerd op verwachtingen. Door deze totaal verschillende wijze van waardering wijkt de marktwaarde continu af van de boekwaarde. Vanuit de balans bezien: niet alle bedrijfsmiddelen die een bepaalde waarde vertegenwoordigen staan op de balansomdat deze niet voldoen aan de activeringscriteria.Daarnaast is het zo dat als activa wel op de balans zijn opgenomen, deze veelal niet tegen de marktwaarde zijn gewaardeerd

59
Q

Convenanten

A

Extra eisen die aan leningen gebonden kunnen worden, zoals een minimumeis van liquiditeit en solvabiliteit

60
Q

Operationele risico

A

De gevoeligheid voor veranderingen in de afzet en het houdt verband met de constante kosten.

Hoe hoger de constante kosten, hoe hoger het risico.

61
Q

Financiële risico

A

De gevoeligheid voor het gebruik van vreemd vermogen. Hoe hoger het gebruik van het vreemd vermogen, hoe hoger het financiële risico is.

Als een bedrijf veel leningen aangaat, neemt dit vaak ook veel rente met zich mee, wat risicovol is.

62
Q

Risico eigen vermogen en vreemd vermogen

A

Het eigen vermogen is risicodragend; het kan worden gezien als een buffer, of een garantie. Dit is ook de reden voor wettelijke of statutaire reserves, die in een mate de veiligheid van een onderneming beschermen.

Het vreemd vermogen is risicomijdend; er zijn contractuele afspraken gemaakt over de terugbetaling

63
Q

Statische vs dynamische liquiditeit

A

Statische liquiditeit = wanneer de liquditeit wordt bepaald aan de hand van de balans

Dynamische liquiditeit = wordt gekeken naar de operationele kasstroom

64
Q

Verhouding marktwaarde en boekwaarde

A

Wanneer de marktwaarde stijgt en hoger is dan de boekwaarde, zal geen enkele vreemd vermogenverschaffer iets merken van deze verandering. Er verandert namelijk niks aan de hoogte van hun uitkeringen, er is van tevoren al contractueel afgesproken welk bedrag zij krijgen.

Als de marktwaarde lager is dan de boekwaarde, merken de achtergestelde en concurrente schuldeisers hier iets van (de preferente niet want die worden bij faillissement altijd als eerst uitbetaald). Zij lopen het risico dat slechts een deel of niets van hun inbreng ontvangen wordt.

65
Q

Rendement berekenen

A

Rendement: risicovrije rente + risicopremie +:

R = Rf + Rp (+… transactiekosten…)