Week 12 Flashcards

1
Q

Waarom zijn meestal niet alle schuldeisers gebaat bij een faillissement?

A

Het nadeel is dat faillissement een collectieve procedure is,dus ten behoeve van alle schuldeisers. Een achtergestelde (en vaak ook concurrente) schuldeiser heeft vaak geen belang bij een faillissement; de uitkering is in de praktijk erg laag. Een dergelijke schuldeiser moet hopen dat dit mechanisme werkt als pressiemiddel. In de praktijk kunnen veelal alleen preferente schuldeisers (een deel van) hun vordering innen. Het percentage van de concurrente schulden dat in geval van faillissement wordt betaald is zeer laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer zal een curator trachten de onderneming voort te zetten?

A

Op lange termijn: als de marktwaardehoger is dan de liquidatiewaarde;

Op korte termijn als de bedrijfswaarde hoger is dan de opbrengstwaarde. De curator streeft naar de maximale opbrengst van de boedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe en door wie wordt een onderneming “gemonitord”?

A

Een onderneming wordt gemonitord door vele stakeholders: crediteuren, aandeelhouders, banken, accountants, rating agencies, consumenten-en milieuorganisaties die contracten met voorwaarden afsluiten, de onderneming beoordelen, een goedkeurende verklaring geven. Tegenwoordig worden ondernemingen ook “gemonitord” door social media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is een goede efficiënte monitoring van een onderneming in het belang van die onderneming?

A

Omdat een onderneming uiteindelijk de kosten van het monitoren zelf moet betalen. Een bank moetook de kosten terugverdienen die zij moet maken om een onderneming te monitoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is economisch beschouwd het optimale niveau van dividend?

A

Het optimale niveau wordt bepaald door het interne rendement te vergelijken met het externe rendement (dit zijn de opportunity costs van de aandeelhouders): het rendement dat de onderneming kan behalen versus het rendement dat de aandeelhouder kan behalen bij een alternatieve belegging buiten de onderneming. Indien een onderneming meer rendement kan verdienen op de ingehouden winst dan aandeelhouders (extern) kunnen realiseren, is dat voordelig voor de aandeelhouders. Indien dat niet het geval is, kan de winst beter worden uitgekeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is economisch beschouwd het optimale moment van insolventie?

A

Het optimale moment is het moment waarop de liquidatiewaarde hoger is dan de going concernwaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de twee causale verbanden tussen faillissementskosten en de waarde van een onderneming.

A

De standaard causaliteit (bij de wetgever) is dat insolventie leidt tot een daling van de marktwaarde (kapitaalvernietiging). De (omgekeerde) causaliteit is dat waardedalinguiteindelijk leidt tot insolventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de maatschappelijke positieve effecten van faillissement en overname?

A

Faillissement: selecteren en opruimen van slecht presterende bedrijven.

Overname: zet slecht presterende ondernemingen aan tot presteren omdat zij anders meer kans lopen om over te worden genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de maatschappelijke negatieve effecten van faillissement en overname?

A

Faillissement: als waarde creërende levensvatbare bedrijven door tijdelijke incidentele oorzaken failliet gaan.

Overname: als overnames op zichzelf geen waarde toevoegen (veel overnames mislukken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Marktwaarde is gebaseerd op

A

Marktwaarde is gebaseerd op verwachtingen, op verschillende scenario’s…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gevolgen verandering marktwaarde van de ond.:

A
  • Een scenario -> zekerheid
  • Meerdere scenario’s -> onzekerheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rendement op vermogenstitel bestaat uit:

A

R = Rf + risico-opslag (+ transactiekosten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is de wijze van financieren van invloed op de waarde van de onderneming?

A

Nee in een “perfecte” situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Supoptimaal gedrag… voorkomen door

A
  • Monitoring
  • Bonding
  • Residual loss
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gedragseffecten: “Moral hazard”

A

Onderneming/stakeholders kunnen zich in het zicht van en bij faillissement anders (supoptimaal) gaan gedragen:

*Meer zekerheden eisen
*Niet meer leveren
*Meer/minder risico nemen
*Niet meer financieren/investeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Overinvesteren

A

Projecten die niet voldoen aan NCW criterium worden wel uitgevoerd
-> projecten die worden uitgevoerd met een negatieve contante waarde, omdat aandeelhouders als ze niks doen met het aandeelgeld niks krijgen, dus ze hebben een prikkel om het risicovol te investeren

17
Q

Onderinvesteren

A

Projecten die wel voldoen aan NCW criterium worden niet uitgevoerd
-> de onderneming heeft geen kas, geen financiering, maar moet nog kas gaan regelen en dat is niet uitvoerbaar omdat aandeelhouders tegen deze voorwaarde nooit een dergelijk project gaan financieren, omdat het project hoewel het een positieve contante waarde heeft, leidt tot een waardeverlies van de aandeelhouders als een afzonderlijke groep

18
Q

De praktijk: Rise,…
Zichtbaar door:

A
  • Hoge winstgevendheid
  • Omzetgroei
  • Goede Liquiditeit
  • Goede Solvabiliteit
  • Hoge Beurs/Marktwaarde
  • Hoog/groeiend Marktaandeel, enz….

Zeer algemeen: “Waardecreatie” (tevens weinig zeggend…) die wordt omgezet in kasstromen (kasgenererend vermogen)

19
Q

… en fall
Indicatoren van dreigende insolventie

A
  • Lagere omzet
  • Lage winst of verlies (negatieve reserves)
  • Slechte solvabiliteit (veel vreemd vermogen, negatief eigen vermogen)
  • Slechte liquiditeit (current ratio/NWK)
  • Vaak al eerdere signalen…
20
Q

…en uitstelgedrag…

A
  • Verminderen van voorzieningen
  • Herwaarderen van activa
  • “Naar voren halen” van opbrengsten
  • Activeren van kosten
  • Verminderen van de reclamekosten
  • Verkopen van tafelzilver/debiteuren
  • Minder investeren
  • Uitgifte aandelen
21
Q

(Tijdelijk) voortzetten of liquideren? (Curator): korte en lange termijn

A
  • Korte termijn:
  • Opbrengstwaarde versus bedrijfswaarde (zeer korte termijn); opbrengst > bedrijfswaarde: nog niet sluiten
  • Lange termijn:
  • Liquidatiewaarde versus marktwaarde (reorganisatiewaarde); marktwaarde > liquidatie: nog niet sluiten
22
Q

Doorstarten: WHOA
Financiële reorganisatie

A

Huidige vermogensstructuur omzetten in nieuwe vermogensstructuur (obv nieuw bepaalde reorganisatiewaarde)

Door:
* Afstempeling aandelen
* Kwijtschelden schulden
* Omzetting schulden in (preferent) aandelenkapitaal
* Afwaardering bezittingen

23
Q

Stopzetten: Liquidatiebalans

A
  • Afwaardering bezittingen
    (van going concern naar liquidatiewaarde)
  • Opnemen nieuwe bezittingen
    (patenten, merknaam)
  • Opnemen nieuwe verplichtingen
    Contractbreuk, extra boedelkosten