Week 6 Flashcards

1
Q

Waar staat het ABC schema voor in systematische observatie?

A

Action
Behavior
Consequences

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten normen (2)

A
  1. Percentielscore = een norm die gebaseerd is op rangscore; Het midden is het 50e percentiel; 1e , 2e en 3e kwartiel: 25%, 50% en 75%
  2. Standaardnormen = norm die gebaseerd is op gemiddelde en spreiding van scores binnen de
    normgroep.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vormen van betrouwbaarheid (3)

A
  1. Test-hertestbetrouwbaarheid = nagaan of dezelfde informant op een ander tijdstip opnieuw dezelfde problemen signaleert.
  2. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid = nagaan of verschillende informanten dezelfde problemen signaleren.
    a. Laag: nog geen teken van onbetrouwbaarheid van instrument, omdat veel gedrag situatie en informant specifiek is.
  3. Interne consistentie = nagaan of items van vragenlijst hetzelfde concept meten (Cronbachs alpha)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Begripsvaliditeit

A

Begripsvaliditeit = mate waarin een vragenlijst meet wat het zegt te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Criteriumvaliditeit

A

Criteriumvaliditeit = mate waarin een score op een vragenlijst een goede voorspeller is van het gedrag buiten de testsituatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diagnostic overshadowing

A

Diagnostic overshadowing = de cognitieve problemen overschaduwen de problemen die daar eigenlijk niet direct mee te maken hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een voorbeeld van een vragenlijst voor mensen met een VB (verstandelijke beperking)

A

VOG, SGZ, ESSEON, SEO-R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tweegroepenbenadering bij VB ipv onderscheid op basis van IQ

A
  1. Licht verstandelijke beperking / zwakbegaafd. Bij deze mensen zijn de algemene theorieën over menselijk gedrag en functioneren toepasbaar. Classificatiesystemen en de meeste diagnostische instrumenten kunnen gebruikt worden doordat de psychopathologie bij deze mensen qua symptomatologie niet veel afwijkt van die van normaal begaafden. Verder is gedragstherapie meestal effectief.
  2. Matig tot diep verstandelijke beperking. De kennis over het functioneren van deze mensen is zeer beperkt. Er zijn verder nauwelijks diagnostische instrumenten beschikbaar, omdat je volledig afhankelijk bent van informanten. Zijn moeilijk te testen op motorische, auditieve en visuele problemen. Er zijn geen therapieën voor de problemen van deze mensen, maar wel methodieken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vaststellen verstandelijke beperking dmv (2)

A

intelligentieschatting en adaptief functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overvraging

A

Overvraging = een afstemmingsprobleem: de
eisen en verwachtingen in de omgeving zijn lange tijd niet in overeenstemming met iemands cognitieve, maar vooral ook emotionele en sociale mogelijkheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ideografische beschrijving

A

Ideografische beschrijving = beschrijving van een persoon zonder oordeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nomothetische beschrijving

A

Nomothetische beschrijving = is gedrag afwijkend of normaal?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Adaptief vermogen

A

Adaptief vermogen bestaat uit conceptuele vaardigheden (bijv. taal, tijd-, getal-, en geldbegrip), sociale vaardigheden (bijv. communicatieve vaardigheden en het oplossen van sociale problemen) en praktische vaardigheden (bijv. persoonlijke verzorging en gebruik van vervoer).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Argument voor bij overvraging

A

overvraging is een valide concept. Discrepanties bestaan, want ze kunnen aangetoond worden. De praktijk werkt al jaren met deze hypothese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Argument tegen bij overvraging

A

onduidelijk concept. Spreek liever over stress en
gebruik het stressmodel. De discrepantiehypothese wordt niet door wetenschappelijk onderzoek ondersteund. Er is geen bewijs dat discrepanties in de ontwikkeling een risicofactor zijn voor overvraging en de ontwikkeling van gedragsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Discrepante persoonlijkheidsstructuur

A

Discrepante persoonlijkheidsstructuur = verschil tussen het sociaal-emotioneel niveau en het cognitieve niveau. Dit wordt meestal uitgedrukt in leeftijdsequivalenten: bijv. cognitief niveau 5 jaar, sociaal-emotioneel niveau 3 jaar.

17
Q

Tegenargumenten discrepante persoonlijkheidsstructuur

A
  • Twee functies worden op verschillend niveau gemeten. Cognitief niveau vs. gedrag.
  • Sociaal-emotioneel functioneren is niet onafhankelijk te meten van cognitief functioneren.
  • Er bestaat geen objectief criterium.
  • Er is geen empirisch bewijs van de samenhang tussen discrepantie en gedragsproblemen.

> Het gebruik van leeftijdsequivalenten is volgens onderzoekers dus onwetenschappelijk.

18
Q

Classificatiesysteem bij verstandelijke beperking

A

Diagnostic Manual – Intellectual Disability (DM-ID > volwassenen en kinderen).