Week 5: HC Vroegkinderlijke diagnostiek - Tak H2 Flashcards

1
Q

Wat vormt de basis van reactiemogelijkheden bij baby’s? (HC)

A

State- bewustzijnstoestand. Hierdoor kun je zien wat voor gedrag bij de toetstand past.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is het van belang dat je kijkt naar de state- bewustzijntoestand van baby’s? (HC)

A

Omdat de verwachtingen van wat een kind kan laten zien of doen, afhankelijk is van deze toestanden. Je kan je als volwassenen aanpassen op de toetstand van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer vinden we huilen te veel? Wanneer denken we dat er iets aan de hand is? (HC)

A

333 = huilbaby. 3 weken, 3 dagen 3 uur per dag huilen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de Karp-methode? (HC)

A

Swaddling, Side, Shushing, Swaying, Sucking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kun je gebruiken om onderzoek te doen naar aandacht bij baby’s die nog niet kunnen praten? (HC)

A

De Utrecht task for attention of toddlers using eye tracking (UTATE) gebruiken. Ze kunnen via eye tracking kijken waar de baby naar kijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke ontwikkelingsdomeinen zijn er en wat valt hier onder? (HC)

A
  1. Somatische ontwikkeling - groei en gezondheid
  2. Neuromotorische ontwikkeling - kwaliteit van bewegen, fijne en grove motorische vaardigheden
  3. Cognitieve ontwikkeling - executieve functies, ruimtelijk inzicht, geheugen, kennis, taal
  4. Sociaal emotionele ontwikkeling - temperament, hechting, gedragsproblemen, emotionele expressie, sociale vaardigheden, morele ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie Communication referenced (HC)

A

Dit zijn kwalitatieve beschrijvingen van opvallend gedrag. We vinden het gedrag niet passen in de situatie (bv als een moeder en kind binnenkomt en kind krijgt een driftbui).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie Criterion referenced (HC)

A

Instrumenten waarmee bekeekn wordt of een vaardigheid aanwezig is, of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Definitie Norm referenced (HC)

A

Genormeerde toetsen die duidelijk maken of een kind functioneert op een niveau dat past bij de leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is noodzaak bij procesmatige benadering? (HC)

A

Je moet het kind volgen, herhaalde metingen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn Bayley ontwikkelingsschalen? (HC)

A

Op gebied van cognitief, mentaal, motorische ontwikkeling en gedragsobservatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voor welke soort tests zal je kiezen wanneer je gaat kijken naar bv het verschil tussen NL en US? (HC)

A

Genormeerde tests omdat populatie specifieke normen nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de SON-R Intelligentietest? (HC)

A

Non-verbale intelligentietest. Geheugentaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn voorbeelden van specifieke taaltests? (HC)

A

Reynell, Schlichting taaltest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de Ages and stages questionnaire (ASQ; HC)

A

Rond 24 mnd. Problemen oplossen. Grove motoriek. Zone van naaste ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de ITSEA? (HC)

A

Temperamentsvragenlijst. Meet sociale emotionele competentie. Huilt/klampt vast als ouder weg probeert te gaan.

17
Q

Wat zijn indicatoren van gedesorganiseerd gedrag? (HC)

A
  1. Opeenvolgend vertonen van tegenstrijdige gedragspatronen
  2. Gelijktijdig vertonen tegenstrijdig gedrag
  3. Ongerichte, onvolledige of onderbroken bewegingen en expressies
  4. Stereotype gedrag, afwijkende houding
  5. Verstarren, stilhouden, zeer langzame expressies
  6. Directe indicatoren die wijzen op angst voor opvoeder
18
Q

Wat is de Attachment Q-set? (HC)

A

Kaartjes met gedragsbeschrijvingen. Ouders sorteren kaartjes in hoeverre het kaartje van toepassing is op het kind. Thuisobservatie.

19
Q

Wat zijn instrumenten voor het meten van kwaliteit interactie tussen ouder en kind? (HC)

A
  • EAS: Emotional Availabilit Scales
  • MACI: Manchester Assessment of Caregiver-Infant Interaction
  • CIB: Coding Interactive Behavior
20
Q

Wat zijn uitdagingen bij psychopathologie bij baby’s en peuters? (HC)

A
  • Snelheid van ontwikkeling
  • Gebrek aan richtlijnen mbt beoordeling
  • Beperkte informatie mbt daadwerkelijke problemen bij kind of binnen gezin
  • Moeilijkheden mbt beoordeling kind
  • Ontwikkeling en vaardigheden in verschillende domeinen nog sterk verweven
  • Context is belangrijk: verzorging (sterke invloed van ouders en wederkerige relatie; gezin); cultuur (etniciteit); risicofactoren
  • Prevalentie van problemen : Diagnoses bij 10-15%
21
Q

Wat houdt de Greenspan in? (HC)

A

Is een integratie van Piagetiaanse en psychoanalytische ontwikkelingspsychologie. 6 fases tussen 0-4 jaar
- Aandacht voor verbinding cog. en emo. ontwikkeling
- Organiserend vermogen om emo. en cog. ervaringen op te nemen in stabiele patronen neemt toe met leeftijd
- Fasegebonden wensen, plezier, angst, nieuwsgierigheid en humor worden duidelijk

22
Q

Wat is het model van Greenspan? Uit welke zes elementen bestaat het model en welke leeftijd hoort hierbij? (HC)

A
  1. Zelfregulatie en belangstelling voor de omgeving: 0-3 mnd – Aanpassing aan de omgeving
  2. Intimiteit: 2-7 maanden – vroege gehechtheidsontwikkeling
  3. Wederkerige intentionele communicatie: 3-10 maanden
  4. Problemen oplossen, zelfbewustzijn, complexe communicatie: 9-18 maanden – complex gedrag en grenzen leren kennen
  5. Voorstellend vermogen en emotionele ideeën: 18-30 maanden – om taal, gedrag, denken en emoties te sturen
  6. Emotioneel denken en verbindingen leggen tussen ideeën: 30-48 maanden – logisch redeneren, passend bij de realiteit, verbinding leggen tussen eigen ideeën en die van anderen
23
Q

Uit welke vijf assen bestaat het classificatiesysteem DC: 0-5 voor kinderen onder 5 jaar? (HC)

A
  1. Primaire diagnose kind
  2. Ouder-kind relatietstoornissen
  3. Aandoeningen op lichamelijk, neurologisch, psychiatrisch en ontwikkelingsgebied
  4. Psychosociale stress factoren
  5. Competenties: Functioneel ontwikkelingsniveau
24
Q

Wat zijn voorbeelden van As 1 Primaire diagnose kind uit de DC: 0-5? (HC)

A
  • Slaapstoornissen
  • Eetstoornissen
  • Post traumatische stress stoornis
  • Aanpassingsproblemen (adjustment)
  • Emotionele problemen (affect)
  • Regulatie stoornissen
  • Relatie en communicatie stoornissen
25
Q

Wat zijn voorbeelden van As 2 Ouder-kind relatiestoornissen uit de DC: 0-5? (HC)

A
  • Overbetrokken
  • Onderbetrokken
  • Angstig/gespannen
  • Boos/vijandig
  • Mixed
  • Mishandelend (verbaal, fysiek, sexueel)
26
Q

Wat zijn voorbeelden van As 3 Aandoeningen op lichamelijk, neurologisch, psychiatrisch en ontwikkelingsgebied uit de DC: 0-5? (HC)

A
  • Een gezondheids- en daaraan gerelateerd ontwikkelingsprobleem
  • Anamnese en dossier onderzoek is van belang bij alle betrokken disciplines; mogelijk ook testonderzoek
27
Q

Wat zijn voorbeelden van As 4 Psychosociale stress factoren uit de DC: 0-5? (HC)

A
  • The child’s loss of basic safety, security, and comfort - that is, the protective, supportive “envelope” that should constitute an infant’s immediate caregiving environment, because of psychosocial stressors
28
Q

Wat zijn voorbeelden van As 5 Competenties functioneel ontwikkelingsniveau uit de DC: 0-5? (HC)

A

Mijlpalen op essentiële domeinen in ontwikkeling;
* Emotioneel functioneren
* Sociaal relationeel
* Taal-sociale communicatie
* Cognitief functioneren
* Motoriek
* Fysieke ontwikkeling