Week 5 - Arteriële hypertensie Flashcards
Welke aandoeningen van deze patiënt zijn relevant voor het thema van deze casus en waarom?
Hypertensie, ACS, hypercholesterolemie
Benoem de gebruikelijke eenheid en de normaalwaarde van de uit de casus gebruikelijke eenheid
Creatinine –> mannen 45-100 µmol/l en vrouwen 45-80 µmol/l
eGFR (MDRD) –> <60 mL/min/1,73 m2
Kalium –> bij volwassenen 3,5-5,0 mmol/l
Natrium –> 135-145 mmol/l
ALAT (alanine-aminotransferase-activiteit) –> bij mannen <50 U/l en bij vrouwen <40 U/l
LDL-cholesterol –> < 3 mmol/l
Hb (hemoglobine) –> bij mannen 8,5-11,0 mmol/l en bij vrouwen 7,5-10 mmol/l.
Glucose nuchter –> nuchter volbloed of capillair 3,5-5,6 mmol/l en nuchter veneus plasma 4,0-6,4 mmol/l
HbA1c –> lager dan 53 mmol/mol (7%)
Wanneer spreken we van (arteriële) hypertensie?
Geef een korte beschrijving van de diagnostiek en afkapwaarden
Welke lichamelijke klachten horen bij hypertensie?
Wanneer de bloeddruk voortdurend verhoogd is, spreekt men van arteriële hypertensie. Dit wordt gedefinieerd als een sytolische bloeddruk van hoger of gelijk aan 140mmHg of een diastolische bloeddruk hoger of gelijk aan 90mmHg (bij minstens 3 opeenvolgende metingen over een periode van 3 tot 6 maanden)
Geeft zelden klachten, maar soms hoofdpijn en duizeligheid en HVZ, schade aan ogen en nieren en overbelasting van het hart -> hartfalen en hartritmestoornissen
Bij personen met een systolische bloeddruk van hoger of gelijk aan 180 mmHg wordt bloeddrukverlagende medicatie gelijk gestart, ongeacht het risico op HVZ
Wat is het verschil tussen primaire en secundaire hypertensie?
Primaire hypertensie -> de oorzaak is onbekend en deze vorm komt voor bij 90-95% van de patiënten
Secundaire hypertensie -> hypertensie die secundair is als gevolg van nierziekte, endocriene aandoeningen of andere identificeerbare oorzaken
Welke (theoretische) oorzaken (i.e hypothesen) kun je bedenken voor het ontstaan van hypertensie?
Erfelijke aanleg, laag geboortegewicht, overgewicht, leefstijl - alcohol, roken, voeding, hypercholesterolemie
Beschrijf de gevolgen van de door een verhoogde arteriële bloeddruk ontstane schade op cellulair- en weefselniveau
Betrek hierbij de rol van het endotheel en het vasculair glad spierweefsel
Wat zullen de uiteindelijke lichamelijke klachten bij zo’n patiënt zijn?
Een verhoogde arteriële bloeddruk (i.e. arteriële hypertensie) kan gepaard gaan met
orgaanschade, bijvoorbeeld schade aan bloedvaten en de nier.
o Beschadigingen en vernauwingen van de bloedvaten. Hierdoor vermindert de
bloedtoevoer naar de verschillende organen. Endotheelschade door verhoging van
de druk in de vaatwand (afferente + efferente arteriolen in de glomerulus).
o De haarvaten (capillairen) in de glomerulus zijn opgebouwd uit endotheel
(voorkomen dat grote moleculen passeren); hoge druk beschadigt ze.
o Nefropathie à schade aan endotheel (vaat gaat lekken) à nierfunctieverlies à grote
eiwitten in urine
o Ook in netvlies kan endotheel beschadigd zijn à retinopathie (aantasting netvlies). Dit
leidt tot verminderde zichtsvermogen.
o Verhoogde oxidatieve stress kan ook zorgen voor schade.
Wat wordt verstaan onder CVRM?
Welke risicofactoren liggen vast en welke zijn beïnvloedbaar?
Benoem de 5 belangrijkste risicofactoren voor HVZ en specificeer de rol van arteriële hypertensie
Cardiovasculair risicomanagement -> toegepast om HVZ zoveel mogelijk te voorkomen -> het opsporen en behandelen van risicofactoren voor het krijgen van HVZ
De genetische risicofactoren liggen vast maar andere risicofactoren zoals roken, overgewicht, alcoholgebruik, dieet, lichaamsbeweging en stress zijn beïnvloedbaar
Wat is een cardiovasculair risicoprofiel en hoe wordt dat opgesteld?
Een overzicht van de volgende factoren die worden vastgesteld door middel van anamnese - leeftijd, roken etc lichamelijk onderzoek - sBP, BMI en labratoriumonderzoek - lipidenspectrum,glucose, creatinine en eGFR
Is het zinvol om iedereen met bloeddrukverlagende medicatie te behandelen? Hoe neemt een arts dat besluit? Leg dit stapsgewijs uit aan de hand van de SCORE risicotabel
Nee het is niet zinvol om iedereen te behandelen, daarom zijn er risicocategorieën en streefwaarden opgesteld voor bij behandelindicatie en beleid
Welke geneesmiddelen uit de medicatielijst van de patiënt kunnen aangemerkt worden als bloeddrukverlagende medicatie en tot welke klasse behoren zij?
Nitroglycerine: verwijdt de bloedvaten. Vooral de bloedvaten die naar het hart toe leiden. Hierdoor stroomt het bloed minder krachtig het hart binnen. Het hart hoeft dan niet zo hard te werken. Bij angina pectoris (hartkramp), als u een aanval van pijn op de borst heeft. Bij plotseling hartfalen. Behoort tot de nitraten.
Metoprolol vertraagt de hartslag, verlaagt de bloeddruk en vermindert de zuurstofbehoefte van het hart. Hoort tot de bètablokkers.
Valsartan/hydrochloorthiazide: ARB samen met diureticum (thiazide)
Ervan uitgaande dat een patiënt voorheen klachtenvrij was, is er dan sprake van primaire of secundaire preventie?
Primaire preventie, omdat hij voorheen klachtenvrij was. Door te behandelen met bloeddrukverlagers wordt het risico op HVZ voorkomen
Wat is het behandeldoel van bloeddrukverlagende medicatie?
Het belangrijkste doel is bloeddrukverlaging, erna volgt voorkomen mortaliteit, behouden van kwaliteit van het leven, vermindering van 10 jaars-risico op sterfte aan HVZ, risico op atherosclerose en trombose verlagen en MI voorkomen
Lange tijd is gedacht dat verlaging van de systolische bloeddruk (SBD) altijd gepaard ging met een verminderd cardiovasculair risico, ongeacht welke klasse antihypertensivum werd gebruikt. Bestudeer de bloeddrukregistraties en Kaplan-Meiercurves uit de ALLHAT-trial. Wat is uw conclusie?
Dat is niet zo, chloortalidon heeft het grootste bloeddrukverlagende effect, maar ook de hoogste cumulatieve event ratio
Op basis van harde eindpunten maakt het niet uit welk geneesmiddel wordt gebruikt
Wat is uw mening over metoprolol (succinaat) retard 100 mg als antihypertensivum? Betrek in het antwoord de uitkomsten van klinisch onderzoek en de co-morbiditeit van deze patiënt?
Metoprolol -> selectieve B1 en B2 blokker -> niet eerste keus -> werkt op harde eindpunten minder effectief, maar in geval van comorbiditeiten is het wel een eerste keus zoals bij atriumfibrilleren
Bij deze patiënt is sprake van comorbiditeit -> reuma en aortastenose -> dus kan wel als eerste keus
Zouden de duurdere metoprolol (succinaat) retard 100 mg tabletten ook vervangen kunnen worden door de goedkopere metoprolol (tartraat) 100 mg tabletten? Licht het antwoord toe aan de hand van hun biofarmaceutische eigenschappen.
Succinaat -> gereguleerde afgifte
Tartraat -> directe afgifte formulering
goedkoop -> voor dezelfde bloedspiegel meerdere keren innemen in 1 dag -> nadelig voor een oudere patiënt