Week 5 Flashcards

1
Q

Waarvoor is een projectplanning?

A
  • Totale duur project vaststellen
  • Projectactiviteiten in kaart brengen
  • Projectactiviteiten opdelen in tussenactiviteiten
  • Vaststellen kritische en afhankelijke activiteiten
  • Vaststellen gevolgen van vertraging van een bepaalde activiteit voor de rest van het project.
  • Vastleggen welke projectactiviteiten door wie worden uitgevoerd en wanneer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn kritieke activiteiten?

A

Activiteiten die een groot effect hebben op het project; als hier vertraging bij voorkomt, zal dit de rest van het project vertragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn afhankelijke activiteiten?

A

Activiteiten die pas uitgevoerd of voltooid kunnen worden als een of meerdere andere activiteiten zijn voltooid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Top-down en Bottom-up m.b.t. het structureren van Activiteiten?

A
Top-down = vanuit eindresultaat naar activiteiten
Bottom-up = Van 1e activiteit naar laatste activiteit en eindresultaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het kritieke pad?

A

= De doorlooptijd van de kritieke taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem enkele voordelen en nadelen van een netwerkplanning.

A

+ Afhankelijkheden direct zichtbaar d.m.v. pijl.

  • Lengte pijl geen relatie met lengte doorlooptijd
  • Handmatig wijzigingen aanbrengen => tijdrovend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem enkele voordelen en nadelen van een strokenplanning.

A

+ Lengte strook geeft doorlooptijd aan
+ Strokenplanning geeft begin- en eind tijdstippen aan
- Kan misleidend zijn
- Moeilijk aan te passen als handmatig getekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly