Projectmanagement H2 + H5 Flashcards

1
Q

Wat is een organigram?

A

Een plaatje met alle afdelingen van de organisatie en de machtsverhoudingen die gelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke functies zitten er in een projectgroep?

A
  1. Projectleiding
    - Projectleider, werkgroepleiders
  2. Projectsecretariaat
    = Administratie
  3. Projectleden
  4. Adviseurs
    - Deskundigen of consultants (= externe deskundigen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem enkele externe partijen in de projectomgeving.

A
  1. De opdrachtgever
  2. Een stuurgroep
  3. Een klankbordgroep
  4. Afdelingshoofden
  5. Medezeggenschapsraad
  6. De overheid
  7. Belangengroepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tussen welke 3 soorten partijen is er een wisselwerking bij een project?
En wat wisselen deze uit?

A
  1. De Lijnorganisatie (eigen organisatie)
  2. Het project (de projectorganisatie)
  3. De Buitenwereld

Zij wisselen informatie, geld, middelen en mensen uit met elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvoor zijn een stakeholderanalyse en communicatieplan nodig?

A

Een stakeholderanalyse is nodig om een overzicht te krijgen van alle betrokkenen en hun belang bij het project. Het communicatieplan beschrijft met wie en hoe er wordt gecommuniceerd. Vooral de externe communicatie is van belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat weet je over de opdrachtgever?

A
  • De opdrachtgever is de eigenaar van de projectdoelen.
  • Een project kan meerdere opdrachtgevers hebben, maar het handigste is om er maar 1 te hebben.
  • De opdrachtgever weet niet altijd 100% precies wat hij wilt.
  • Neemt belangrijke beslissingen, keurt zaken goed, stelt budget, mensen en middelen ter beschikking.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat weet je over de toekomstige gebruikers?

A
  • Zij gaan het projectresultaat gebruiken en zijn ‘materiedeskundig’.
  • Zij moeten het projectresultaat accepteren en daadwerkelijk gebruiken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat weet je over de projectleider?

A
  • ‘Eigenaar’ van het projectresultaat.

- 1 per project, niet meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem de competenties van een (goede) projectleider.

A
  1. Zich als een leider gedragen
  2. Kunnen onderhandelen
  3. Vergaderingen voorzitten
  4. Hoofd- en bijzaken onderscheiden
  5. Inschatten risico’s project
  6. Bepalen projectgrenzen
  7. Opstellen Plan van Aanpak
  8. Bepalen benodigde competenties van het projectteam
  9. Plannen en vooruitdenken
  10. Taakgericht werken
  11. Stressbestendig zijn
  12. Kwaliteit bewaken
  13. Motiveren projectleden
  14. Inrichten projectorganisatie
  15. Aansturen projectleden
  16. Beheren financiën
  17. Kunnen organiseren en delegeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een competentie?

A

= De combinatie van kennis, vaardigheden, houding en gedrag die nodig is om in een bepaalde beroepssituatie goed te kunnen functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het nadeel van een deskundige projectleider?

A

Deze kan zich te veel met de details gaan bezighouden, waardoor de hoofdzaken minder aandacht krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de verantwoordelijkheden van een projectleider?

A
  1. De competenties
  2. Het bewaken van de planning, het budget en het resultaat
  3. Conflicten oplossen
  4. Werkverdeling
  5. Zorgen voor externe communicatie
  6. Leiding nemen
  7. Zorgen voor goede motivatie
  8. Voorzitten van projectteamvergaderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke verantwoordelijkheden hebben reguliere projectleden?

A
  • Een correcte uitvoering van de taken
  • Het behalen van de eigen deelplanning
  • Voortgangsrapportage + tijdverantwoording aan projectleider
  • Informeren v/d leiding van de eigen afdeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Weet je wat een deserteur is? En wat de leiderschapsstijl “Laissez-faire” inhoudt?

A

Een deseurteur is iemand die noch taakgericht noch mensgericht is en dus zijn werk niet doet als leider.
“Laissez-faire” betekent “Laat maar gaan”. De leider is dan geen leider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het carrièreconflict/het twee-bazen-probleem?

A

Een projectlid heeft 2 bazen: de projectleider en zijn dagelijkse baas (de afdelingsmanager). De afdelingsmanager bepaalt welke medewerkers promotie krijgen, dus een medewerker zal eerder naar deze luisteren dan naar de projectleider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Belbinrollen.

A
  1. Bedrijfsman
  2. Voorzitter
  3. Vormer
  4. Plant
  5. Brononderzoeker
  6. Monitor
  7. Groepswerker
  8. Zorgdrager / “Afmaker”
  9. Specialist
17
Q

Wat zijn enkele handige digitale hulpmiddelen voor samenwerking?

A
  1. (Digitale) agendabeheer
  2. Tele- of videoconferentie
  3. Documenten delen
  4. Planningssoftware
  5. Digitaal samenwerken
  6. Social media + contact stakeholders
18
Q

Wat is brainstormen?

A

Brainstormen is een creatieve manier om ideeën te bedenken. Er zijn geen goede, slechte of gekke ideeën bij brainstormen; het geven van kritiek is niet toegestaan. Pas achteraf worden ideeën beoordeeld en/of aangevuld o.b.v. bruikbaarheid.

19
Q

Wat is belangrijk bij onderhandelen?

A
  • Bereid je voor en zorg dat je goed op de hoogte bent van het onderwerp van de onderhandeling
  • Bepaal vooraf wat je wilt bereiken en wat je maximale onderhandelingsruimte is
  • Probeer vooraf een strategie te bedenken
  • Vermijd persoonlijke tegenstelling, concentreer je op het resultaat
  • Heb respect voor je onderhandelingspartner
  • Toon begrip voor het standpunt van de ander
  • Vermijd conflicten
  • Laat je niet onder druk zetten
  • Houdt het zakelijk; ga niet uitbundig juichen als je het gevoel hebt het beste resultaat te hebben behaald.
20
Q

Benoem enkele methode voor het vormen van besluiten.

A
  1. Op grond van meerderheid van stemmen
  2. Op grond van consensus (doorgaan tot ieder het ermee eens is)
  3. Op grond van unanimiteit
  4. Op grond van gebrek aan negatieve reacties
  5. Op grond van autoriteit
  6. Op grond van automatische goedkeuring
21
Q

Wat zijn samenhangende projecten en wat is hierbij van belang?

A

Wanneer een project heel groot is, kan deze verdeeld zijn over meerdere, naast elkaar lopende projecten. Dit zijn samenhangende projecten.
1. Stuurgroep
= De vertegenwoordiging van de opdrachtgever + de projectleiders van de diverse groepen
2. Programma
= Een aantal samenhangende projecten
- Overheid, energiebedrijven, multinationals, oliemaatschappijen
3. Taskforce
= Groep medewerkers die geheel wordt vrijgemaakt voor een groot project.

22
Q

Wat weet je over het uitbesteden van een project?

A
  • Detacheringsbureaus
  • Outsourcing
    = Het uitbesteden van taken of het zelfstandig laten uitvoeren van taken door een extern bedrijf.
  • Turnkeyproject
    = Fixed time, specification en price.
23
Q

Waar moet je rekening mee houden bij een project waarin mensen werken van verschillende culturele achtergronden?

A
  • Waarden en normen
  • Tijdsoriëntatie
  • Macht
  • Taalgebruik
  • Handgebaren
  • Fysieke afstand

(Zie ook de 5 cultuurdimensies volgens Hofdstede, p.63 van Projectmanagement)

24
Q

Wat zijn de 5 cultuurdimensies volgens Hofstede?

A
  1. Machtsafstand
  2. Individualisme vs Collectivisme
  3. Masculiniteit vs femininiteit
  4. Onzekerheidsvermijding
  5. Tijdsbeleving (toekomst of heden?)
25
Q

Wat is de P6-methode?

A

Een methode die afwijkt van de traditionele methode om een project aan te pakken.

26
Q

Waarom wijkt de P6-methode af van de traditionele manier van faseren?

A
  1. P6 legt extra nadruk op de onderdelen die altijd voorkomen in een project.
  2. De traditionele fasen die niet altijd voorkomen in een project worden tot één stap samengevoegd.
27
Q

Wat zijn de stappen in de P6-methode?

A
  1. Opstarten
  2. Inrichten
  3. Maken PvA
  4. Uitvoeren
  5. Opleveren
  6. Afsluiten
  7. Gebruiken
28
Q

Wat wordt er per stap in de P6-methode verwacht?

A
  1. PvE, haalbaarheid getoetst, projectvoorstel of -opdracht
    2 en 3. Werkend projectteam en PvA
  2. Tussenresultaten en projectresultaat
  3. Goedgekeurd projectresultaat
  4. Voorbereiding gebruik, projectdocumentatie, projectevaluatie en opgeheven projectteam
  5. Nazorg
29
Q

Wat gebeurt er per stap in de P6-methode?

A
  1. Projectvoorstel, keuze project starten, herhaling eerdere hoofdstukken
  2. Regel de teamorganisatie (SWC) en bespreek belangrijke zaken
  3. Plan van Aanpak hoofdstukken boek + HST
  4. Eerdere hoofdstukken over beheer tijdens uitvoering project
  5. Lever projectresultaat op
  6. Sluit project af en hef het team op.