Week 5 Flashcards
Op wat voor manier is de aansprakelijkheid geregeld voor kinderen onder de 14 jaar?
Kinderen onder de 14 jaar zijn niet aansprakelijk, aangezien de OD niet aan hun kan worden toegerekend o.g.v. art. 6:164 BW.
De ouders van kinderen onder de 14 jaar zijn aansprakelijk voor de OD die door het kind is gepleegd, indien deze OD ook aan een volwassene zou worden toegerekend. –> Dit is dus een hypothetische maatstaf en deze is voor het eerst aangenomen in het HR Sneeuwbal arrest.
Wat voor aansprakelijkheid is art. 6:164 jo. 6:169 lid 1 BW?
Het gaat hier om een risicoaansprakelijkheid, dus aansprakelijkheid buiten schuld om. De ouders zijn namelijk aansprakelijk voor de schade die hun kind aan een derde berokkend, ongeacht of hun enig verwijt kan worden gemaakt.
Hoe worden kinderen van 14-15 jaar aansprakelijk gesteld?
O.g.v. art. 6:169 lid 2 BW is er een dubbele aansprakelijkheid, namelijk zowel de ouder als het kind kan aansprakelijk zijn. Er is in ieder geval sprake van een:
- Kind van 14 of 15 jaar
- Een fout (dus een toerekenbare OD uit 6:162 BW)
Indien de ouders geen enkel verwijt kan worden gemaakt dat zij het gedrag van het kind niet hebben belet, dan is het kind aansprakelijk. Het gaat hier dus om een schuldaansprakelijkheid met omgekeerde bewijslast, aangezien wordt aangenomen dat de ouders verwijtbaar hebben gehandeld tenzij zij het tegendeel bewijzen. De ouders kunnen zich dus van de aansprakelijkheid disculperen
Hoe zit het met werkgeversaansprakelijkheid voor ondergeschikten?
Dit staat in art. 6:170 BW. Er moet dan sprake zijn van:
- Een ondergeschikte
- Een fout (dus een toerekenbare OD uit 6:162 BW)
- Schade
- Aan een derde
- Functioneel verband (Groots Kievitsdal) –>
1) Kansvergroting: Beslissend is of er voldoende verband is tussen de opgedragen taak en de schade.
2) Juridisch zeggenschap: de wg moet de juridische zeggenschap hebben voor de gedragingen waarin de fout is gelegen. Beslissend is of de wg m.b.t. deze gedragingen instructies had kunnen geven. - –> In Groot Kievitsdal was er ook nog sprake van eenheid van bedrijf, omdat ze gezamenlijk opereerden en de directeur had met zijn gedrag ook een groot aandeel in de brandstichting, aangezien hij de werknemers opjutte en vrolijk meedeed.
Hoe zit het met een in- en uitleenovereenkomst bij art. 6:170 BW?
In principe zijn zowel de uitlener (formele werkgever) als de inlener (materiele werkgever) hoofdelijk aansprakelijk, tenzij één van de 2 geen juridische zeggenschap heeft over de gedragingen van de werknemer. Er is dus mede-aansprakelijkheid.
Hoe wordt de werkgever en hoe wordt de werknemer aangesproken via art. 6:170 BW?
Je kan de werkgever aansprakelijk stellen voor de gedragingen van zijn werknemer o.g.v. art. 6:170 BW.
De werknemer kan door de derde ook aansprakelijk worden gesteld o.g.v. art. 6:162 BW.
Het is dan wel zo dat, vanuit het profijtbeginsel en het beginsel van de meeste draagkracht, de werknemer zijn schade weer kan verhalen bij de werkgever o.g.v. art. 6:170 lid 3 BW. Dit kan echter niet als de schade is veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de wn.
Wat voor soort aansprakelijkheid is art. 6:170 BW?
Dit is een risicoaansprakelijkheid, want het gaat over aansprakelijkheid buiten schuld (verwijtbaarheid) om.
Wanneer en wie is aansprakelijk o.g.v. art. 6:171 BW?
Dit gaat over aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten. O.g.v. art. 6:171 BW moet er sprake zijn van:
- Een niet-ondergeschikte
- Een fout (dus een toerekenbare OD uit 6:162 BW)
- Jegens een derde
- In opdracht van een ander
- Werkzaamheden verricht ter uitvoering van diens bedrijf.
Hoe moet het vereiste van “werkzaamheden verricht ter uitvoering van diens bedrijf” worden uitgelegd en toegepast, zie art. 6:171 BW?
Werkzaamheden verrichten ter uitvoering van diens bedrijf ziet op de vraag of er een eenheid is van onderneming. Hier zijn 3 arresten voor van belang:
- Delfland/Stoeterij (restrictieve uitleg). In dit arrest had Delfland door aannemer Baas een elektriciteitskabel aan laten aanleggen op het terrein van de Stoeterij. Baas beschadigde bij het graven de aansluitkabel van de Stoeterij, waardoor deze schade leed en Delfland als opdrachtgever van Baas aansprak o.g.v. art. 6:171 BW. De graafwerkzaamheden van Delfland en de energiewerkzaamheden van Baas waren te verschillend om een eenheid te kunnen vormen waardoor Delfland niet aansprakelijk is.
- Koeman/Sijm Agro (objectieve uitleg) Dit arrest ging over bollenteler Koeman die een spuitbedrijf inhuurde om zijn land te laten bespuiten. Het aangrenzende perceel van Sijm Agro loopt hierdoor schade op en stelt Koeman als opdrachtgever van het spuitbedrijf aansprakelijk o.g.v. art. 6:171 BW. De HR zegt dat er sprake is van een eenheid van bedrijf, omdat het spuiten van een bollenveld tot de bedrijfsactiviteiten van een bollenteler hoort. Koeman voert nog aan dat Sijm Agro wist dat Koeman iemand had ingehuurd om zijn land te bespuiten, waardoor een beroep op art. 6:171 BW niet geldt. De HR zegt echter dat het niet relevant is voor het beantwoorden van de vraag of sprake is van een eenheid van bedrijf of de derde (benadeelde) al dan niet weet dat de schade veroorzaakt is door een niet-ondergeschikte.
- HR 11 mei 2011
Er lag een schip in de kade van Rotterdam en dat werd gelost door bedrijf A. Dat bedrijf schakelt vervolgens een stuwadoor B in met een drijvende kraan. Deze drijvende kraan botst tegen het schip waardoor er olie uitstroomt met als gevolg schade voor een derde. De derde wil de oorspronkelijke opdrachtgever A aansprakelijk stellen o.g.v. art. 6:171 BW. Het onzorgvuldig handelen (de OD) was echter verricht door een zelfstandige opdrachtnemer. Voor deze zelfstandige geldt dan een beperkte aansprakelijkheidsregeling tot een bepaald bedrag.
Wat is het uitgangspunt van art. 6:171 BW?
Het doel is dat niet de benadeelde wordt belast met het achterhalen en bewijzen van de exacte arbeidsverhoudingen.
De opdrachtnemer is uit hoofde van art. 6:162 BW aansprakelijk.
De opdrachtgever is aansprakelijk o.g.v. art. 6:171 BW.
—> Er is in dit artikel geen verdeling naar draagplicht, zoals in art. 6:170 BW.
Welke 6 gezichtspunten kunnen helpen bij de beoordeling of sprake is van een eenheid van onderneming?
1) De hoedanigheid/deskundigheid van de opdrachtgever (Koeman Sijm Agro). Koeman had in het arrest zelf bepaald met welk middel moest worden gespoten, hij heeft het middel zelf gekocht en hij beschikte over een spuitlicentie. Dit alles brengt met zich mee dat Koeman voldoende deskundig was om controle en toezicht uit te oefenen op de werkzaamheden.
2) Aard van de werkzaamheden
Er moet een nauw verband bestaan tussen werkzaamheden die de opdrachtgever verricht en die de niet-ondergeschikte verricht. Een nauw verband wordt aangenomen, indien de opdrachtgever de werkzaamheden ook zelf had kunnen uitvoeren.
3) Promotionele activiteiten
Dit is het geval indien een opdrachtgever een niet-ondergeschikte inschakelt om zijn eigen verkoop te stimuleren.
—–> Bij promotionele activiteiten wordt minder de nadruk gelegd op de aard van de werkzaamheden en meer gekeken naar het doel dat de werkzaamheden dienen (in dit geval stimuleren van de verkoop).
4) Uiterlijke kenmerken/naamgeving
Uiterlijke kenmerken (zoals bedrijfskleding, werkmateriaal, rapporten, documenten, websites) en naamgeving spelen een rol bij de beoordeling van eenheid van bedrijf.
—–> Waar naar buiten toe vergelijkbare naamgeving of andere uiterlijke kenmerken worden gevoerd, zal eerder aan het eenheid van onderneming voldaan te zijn.
5) Frequentie van de werkzaamheden
Wanneer de werkzaamheden regelmatig voorkomen of steeds via een vast patroon verlopen, lijkt eerder te worden gesproken van een eenheid van onderneming.
——> Een zaak waarin een exploitant van een tuinbouwbedrijf voor het vervoer van fust regelmatig een in Portugal gevestigde transportonderneming inschakelde werd ook gezien als eenheid van onderneming.
6) Feitelijke plaats van de werkzaamheden
Er is eerder aan het functioneel verband voldaan wanneer de opdrachtgever en niet-ondergeschikte op dezelfde plaats hun werkzaamheden uitvoeren. (Bijv. ingeval van onder aanneming zal de bouwplaats waar de onderaannemer de bouwwerkzaamheden verricht veelal
dezelfde zijn als de plaats waar diens opdrachtgever werkzaamheden uitoefent).
Hoe zit het met aansprakelijkheid van vertegenwoordigers voor vertegenwoordigers?
Men kan aansprakelijk zijn op 2 gronden:
- O.g.v. de vereenzelvigingstheorie (Knabbel en Babbel) = Zo kan een rechtspersoon aansprakelijk worden gesteld indien het iemand vertegenwoordigd, zelfs als diegene niet voor vertegenwoordiging bevoegd was.
- -> De vertegenwoordigde is aansprakelijk o.g.v. art. 6:172 BW.
- De kwalitatieve aansprakelijkheid voor vertegenwoordigers, indien hij zelf een OD pleegt of;
wanneer hij een bevoegdheid gebruikt die hij nooit heeft gehad.
–> De vertegenwoordiger is aansprakelijk o.g.v. art. 6:162 BW
Wat moet de werknemer bewijzen als hij zijn werkgever aansprakelijk stelt o.g.v. art. 7:658 BW?
O.g.v. art. 7:658 lid 1 BW moet de werknemer bewijzen dat:
1) Hij een werknemer is
Een werknemer is in principe degene met wie de wf een aoovk heeft gesloten, maar lid 4 maakt hierop een uitzondering! Het gaat er in lid 4 om dat de wn zich, wat betreft de door de wg te verlenen zorgplicht, in een met een werknemer (met een aovk) gelijk kan stellen. Dat is het geval indien de wn voor de zorg van zijn veiligheid afhankelijk is van de degene voor wie hij de werkzaamheden verricht.
—–> Volgens Davelaar/Allspan valt een zzp’er ook onder werknemer
—–> Volgens het Parochie arrest vallen ook vrijwilligers en stagiaires onder werknemer
—–> Lid 4 geldt niet alleen voor de formele wg (art. 7:658 jo. 7:76 BW) maar ook voor de materiele wg (art. 7:658 lid 1 jo. lid 4 BW). Ze zijn dus beide hoofdelijk aansprakelijk o.g.v. art. 6:102 BW tenzij beiden anders overeenkomen!
2) Dat er schade is geleden
De zorgplicht van de wg omhelst zowel de fysieke als lichamelijke schade van de wn.
—-> Schade kan ontstaan op de arbeidsplaats en dit is iedere plaats die i.v.m. het verrichten van arbeid pleegt te worden gebruikt. = waar de wg nog zeggenschap heeft.
—-> Ongevallen in woon-werksituaties vallen niet onder art. 7:658 of 7:611 BW!
—-> Ongevallen in de privésfeer vallen niet onder art. 7:658 BW MAAR in het Deurmatarrest (Eiser/Saint Cobain) werd dit wel aangenomen - verbrijzelde knie door struikelen als gevolg van pijn in zijn voet door ongeval op zijn werk. Dit was het gevolg van de leer van de redelijke toerekening.
3) In de uitoefening van zijn werkzaamheden (+ causaal verband)
De begrippen werk en werkplaats moeten ruim worden opgevat (en hier doen zich ook vaak de meeste problemen voor). In sommige gevallen heb je als wg niet echt zeggenschap (zoals bij een bouwplaats waar ook andere aannemers werken), MAAR je kan dan alsnog tekortschieten in je zorgplicht. In het Power/Adross arrest is bepaald dat de opdrachtgever voor het ongeval - veroorzaakt door de werknemers van een andere aannemer ook aanwezig op de bouwplaats - op gelijke wijze aansprakelijk is als ware het de hulppersonen van de aannemer (aangesprokene) zelf bij nakoming van een verbintenis art. 6:76 BW. De wg moet dus ook instaan voor de veiligheid van de bouwplaats.
Wat kan de werkgever nog aanvoeren bij een beroep op art. 7:658 BW door de werknemer?
Hij kan zich beroepen op het feit dat hij zijn zorgplicht is nagekomen (art. 7:658 lid 1 BW) of dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de wn.
Hoe zit het met het verweer dat de wg heeft voldaan aan zijn zorgplicht?
Art. 7:658 lid 1 BW beoogt geen absolute waarborg te scheppen. De wg moet zorgen voor een veilige werkplek die zodanig is ingericht dat de wn geen schade lijdt. Dit heeft echter niet altijd betrekking op de arbeidsplaats (Power Adross en Van Riemsdijk/Autop Roermond). Wat wij van de wg kunnen verwachten in het kader van de zorgplicht, hangt af van de Kelderluik-criteria (Bayar-wijnen verklaard de criteria uit het verbintenissenrecht ook van toepassing op het aansprakelijkheidsrecht):
1) Hoe groot is de kans dat het slachtoffer onoplettend zou zijn?
2) Hoe groot is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan?
3) Hoe ernstig kan de schade zijn?
4) Hoe bezwaarlijk is het om - gelet op de tijd + de kosten - maatregelen hiertegen ten nemen (Jetblast arrest)?
- —–> Uit het Bayar/Wijnen arrest volgt dat de wg die maatregelen dient te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de wn in de uitoefening van zijn werk schade lijdt.
- ——> Er moet daarbij rekening gehouden worden dat iemand met meer ervaring onoplettender zou zijn. (=ervaringsfeit)
- —–> Bij een gevaarlijke machine geldt hierbij in het bijzonder dat waarschuwen voor gevaren bij bediening d.m.v. een schriftelijke of mondelingen instructie dan wel waarschuwingsstickers onvoldoende is. (Denk aan Jetblast: een waarschuwing moet daadwerkelijk leiden dat de wn zijn handelen aanpast n.a.v. de waarschuwing). De wg moet toezien dat de wn daadwerkelijk veilig werkt.
- ——> De wg hoeft niet te waarschuwen bij huis-tuin en keukensituaties (feiten van algemene bekendheid) = Laudy-Fairplay arrest.
- —> Uit het arrest Van Riemsdijk/Autop Roermond volgt dat ook de mate van gevaarzetting een rol speelt bij de vraag of bij de wg een zorgplicht rust als het gaat om plaatsen op de openbare weg die niet als ‘arbeidsplek’ zijn aan te merken, maar waar de wn zich wel kan bevinden i.v.m. zijn werk. In dit arrest ging het om een vervuild bezinestation waar de chauffeur van een vrachtwagen (wn van de wg) was uitgegleden en schade had opgelopen. Een zorgplicht werd hier niet aangenomen omdat:
- Het ging om een beroepschauffeur
- Er wordt vaak geknoeid op een tankstation dus dat het glad is is een feit van algemene bekendheid.
- De chauffeur kende het tankstation en van hem mocht de vereiste voorzichtigheid worden verwacht.
- De chauffeur hoefde niet bij het betreffende tankstation te tanken, want door de wg was daartoe geen opdracht gegeven.