Week 4 HC 5: Downsyndroom Flashcards

1
Q

Hoeveel procent van alle mensen met Down heeft de non-erfelijke vorm?

A

94%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt Down gediagnostiseerd?

A

Via een karyogram, om te bepalen of er sprake is van de niet-erfelijke of erfelijke vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn belangrijke genen op het 21e chromosoom?

A

APP (amyloid precursor protein, alzheimer)
CRLF2 (afwijkingen in meerderheid leukemiepatiënten)
DSCAM (down syndrom cell adhesion molecule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het meest voorkomende syndroom?

A

Down, ofc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is de prevalentie van Down toe of afgenomen?

A

Hetzelfde gebleven sinds 1997, omdat er steeds meer oudere moeders zijn. Hierdoor heeft d toename in zwangerschapsafbrekingen de incidentie niet teruggedrongen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is de levensverwachting van mensen met Down hetzelfde gebleven of toegenomen?

A

Erg toegenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor wordt mortaliteit bij Down vooral bepaald?

A

Dysmaturiteit, sepsis, en hartafwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel kinderen met Down heeft minimaal een orgaanafwijking (vd Tabel)?

A

Twee derde (67%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ongeveer het IQ van iemand met Down?

A

35-70

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly