Week 3: Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Wat is leven?

A
  1. Iets wat zelforganiserend is.
  2. Iets wat zichzelf in stand houdt.
  3. Iets wat het vermogen heeft om te groeien en zich voort te planten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kunstmatige intelligentie

A

Computers taken uit laten voeren die intelligentie van mensen vereisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Algoritme

A

Een routine die een regel of een reeks regels volgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Heuristiek

A

Een algemene richtlijn, zoals bij schaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De Turingtest

A

Een test voor de capaciteiten van een computer. Turing zei dat een machine, om intelligent genoemd te worden, gedrag moet vertonen dat niet te onderscheiden is van dat van een mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Achtergrondkennisprobleem

A

AI’s weten alleen wat ze verteld is en kunnen vanuit hier een vervolgtrekking maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Deep learning

A

Hierbij leren programma’s informatie door statistische regelmatigheden te gebruiken uit grote datasets, waarmee ze problemen op kunnen lossen. Hierbij is de interactie van vele zeer eenvoudige, neuronachtige netwerken betrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De computationele correlaten van bewustzijn (global networktheory)

A

Model dat de verschillen in verwerking tussen bewuste en onbewuste systemen probeert te begrijpen en zich afvraagt wat het computationele nut van bewustzijn is. Computationele toestanden komen in het bewustzijn terecht als ze lang genoeg aanhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Disembodied benadering

A

Een benadering om AI te bouwen zonder sensoren die de buitenwereld meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is er nodig voor machinebewustzijn? (VAPEV)

A
  1. Voorstelling: van perceptuele toestanden en elementen in de wereld.
  2. Aandacht: keuze waarop
  3. Planning: opeenvolgingen van acties plannen.
  4. Emotie: affectieve toestanden evalueren.
  5. Verbeelding: van de wereld of sensaties hiervan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

LIDA omgeving (learning intelligent distributed agent)

A

Een omgeving voor het simuleren van modellen van bewustzijn. De basis is een atoom van cognitie. In elke cyclus leveren een aantal psychologische modules een output op en interageren ze.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Redenen om een humanoide vorm te gebruiken voor intelligente robots

A
  1. Het is een goede vorm, geschikt voor een reeks taken.
  2. We voelen ons het meest op ons gemak bij vormen die op ons lijken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uncanny valley

A

Een dip in de relatie tussen onze emotionele reactie op een vorm en de gelijkenis met ons als de vorm op ons lijkt maar niet helemaal hetzelfde is (zoals bij robots).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly